Het naamwoordelijk gezegde vinden
Vind je het nog lastig om te bepalen of je te maken hebt met een naamwoordelijk gezegde, stel jezelf dan steeds drie vragen.
Voorbeeldzin: Deze oplossing lijkt mij erg goed.
Vraag 1: Staat er een koppelwerkwoord in de zin?
Antwoord: 'Ja', het koppelwerkwoord 'lijkt'.
Vraag 2: Gaat het in de zin om een eigenschap/toestand?
Antwoord: 'Ja', toestand: 'erg goed'
Vraag 3: Wordt er in de zin iets over het onderwerp gezegd?
Antwoord: 'Ja', 'Deze oplossing' lijkt erg goed.
Als je alle drie de vragen met 'ja' kunt beantwoorden heb je te maken met een naamwoordelijk gezegde. Het naamwoordelijk gezegde in deze zin is dus: 'lijkt erg goed'.
Gebruik de drie vragen om te kijken of er een naamwoordelijk gezegde te vinden is in de volgende zinnen. Vergelijk de antwoorden met een klasgenoot.
- Dat kind lijkt mij bijzonder gelukkig.
- Die jongen schaatst erg goed.
- Peter is al heel lang ziek.
- Mijn oma wordt morgen honderd jaar.
- Onze nieuwe juf blijkt heel aardig te zijn.
Het naamwoordelijk gezegde bestaat altijd uit een werkwoordelijk deel en naamwoordelijk deel.
In een naamwoordelijk gezegde staat altijd een koppelwerkwoord. De koppelwerkwoorden zijn: zijn, worden, heten, blijven, schijnen, lijken, blijken (en dunken en voorkomen).
Het werkwoordelijk deel bestaat uit:
Het naamwoordelijk deel bestaat uit de rest en wordt door het koppelwerkwoord aan het onderwerp ‘gekoppeld’. Het naamwoordelijk deel zegt namelijk altijd iets over het onderwerp.
Voorbeeld:
De wedstrijd werd een mislukking.
werd een mislukking is het naamwoordelijk gezegde; werd = werkwoordelijk deel en koppelwerkwoord;
een mislukking is naamwoordelijk deel en zegt iets overt het onderwerp namelijk dat het ‘een mislukking’ werd.
Veel koppelwerkwoorden kunnen ook als een gewoon werkwoord in het werkwoordelijk gezegde voorkomen.
Voorbeelden:
1a. De man schijnt eerlijk.
schijnt eerlijk = naamwoordelijk gezegde
schijnt = werkwoordelijk deel
eerlijk = naamwoordelijk deel
1b. De man schijnt met een schijnwerper.
schijnt = werkwoordelijk gezegde
met een schijnwerper zegt niets over het onderwerp (de man)