Mevrouw Van Peppel krijgt viermaal daags 180 ml sondevoeding. De voeding moet per keer in 45 minuten doorlopen. Op welke inloopsnelheid, ml per uur, moet de pomp worden ingesteld?
Oplossing:
Mevrouw van Peppel krijgt dus dagelijks 4x 180 ml. In totaal is dit dus 4 x 180 = 720 ml. Maar met deze informatie hoef je in deze som helemaal niets te doen. Het staat er een beetje bij om je te misleiden en om te kijken of je wel op let.
Wat belangrijk is zijn de 45 minuten! Dit is namelijk precies 3/4 uur en in deze 3/4 uur (oftewel 0,75 uur) moet er 180ml zijn gegeven.
En ook hier komt een oude bekende V x C = M weer terug. Alleen is het volume nu vervangen door tijd en krijgen we dus de fomule T x C = M. Wanneer we dan de gegevens invullen ontstaat het sommetje 45 x inloopsnelheid = 180 ml. Indien we dit gaan verbouwen geeft dit inloopsnelheid = 180 ml / 0,75 is 240 ml/uur.
In 8 uur tijd moet 500 ml sondevoeding worden toegediend. 1 ml sondevoeding is 20 druppels. De druppelsnelheid is in dr/min.
Oplossing:
In totaal is er 500 ml en elke milliliter bevat 20 druppels. Totaal zijn dit dus 500 x 20 = 10000 druppels. Deze druppels gaan in 8 uur opgenomen worden. Dus in 8 x 60 = 480 minuten moet dit gedaan zijn.
Wanneer je deze dan weer invuld in T x inloopsnelheid = M geeft dat 480 x druppelsnelheid = 10000 druppels krijg je de opgave 480 x druppelsnelheid = 10000. De druppelsnelheid is dus 10000 / 480 = 20,8 druppels per minuut. e moet de pomp dus instellen op 21 druppels per minuut, 21 dr/min.
Van een medicijn met concentratie 50 IE/ml wordt 2 ml toegevoegd aan 48 ml NaCl 0,9% oplossing. Via de spuitenpomp wordt dit in 15 minuten toegediend aan een patiënt.
Oplossing:
Om de beide vragen te kunnen beantwoorden moeten we enel voorwerk verrichten. Wat we weten hoeveel milligram medicijn de patiënt krijgt. Namelijk via V x C = M en we weten 2 ml x 50 IE/ml = 100 IE.
Het medicijn wordt verdund doordat het is toegevoegd aan een zoutoplossing van 0,9%. De hoeveelheid van deze NaCl oplissing is 48 ml en daar wordt 2ml aan toegevoegd en er dus een totale oplossing is van 50 ml. Nu kunnen we voor de oplossing weer de formule V x C = M toepassen. 50ml x C = 100IE dus C = 100 / 50 geeft een concentratie van 2 IE/ml.
Voor de tweede vraag weten we dat deze 50 ml in 15 minuten opgenomen dient te worden. 15 minuten is 1/4 uur (0,25 uur) dus T x inloopsnelheid = M geeft 0,25 x inloopsnelheid = 50ml. De inloopsnelheid is dus 50 / 0,25 = 200 ml/uur.
Tussen 12:00 uur en 20:00 uur moet 500 ml infusievloeistof worden toegediend. De druppelsnelheid is in dr/min?
Oplossing:
De tijd die tussen 12:00 uur en 20:00 uur zit is 8 uur en dat zijn 8 x 60 = 480 minuten.
Een bekend gegeven voor deze opgave is dat er 20 druppels in een milliliter vloeistof zitten. Dus in ons geval heeft de 500ml infusievloeistof 500 ml x 20 dr/ml = 10000 dr. En nu we alle gegevens hebben kunnen we dus de druppelsnelheid berekenen door 10000 dr / 480 min = 20,8 dr/min.
De druppelsnelheid ligt dus tussen de 20 à 21 dr/min.