Ontstaan conservatieven en confessionalisme
Door de opkomst van de Verlichting in de 18e eeuw veranderde er een hoop in de maatschappij, waarbij het liberalisme probeerde om deze ideeën door te voeren in de maatschappij.
Echter was er ook een groep die grote weerstand had tegen de ideeën van de Verlichting. Deze groep noemen we ook wel de conservatieven, dit was een groep die uitging van dat alles bij het oude moest blijven. Zo vonden de conservatieven dat de macht moest liggen bij de koning van Nederland en dat de kerk een centrale rol had in de maatschappij. De ideeën van de Verlichting waren een grote bedreiging voor deze oude orde en moesten dus worden gestopt.
Toen het liberalisme en socialisme in de loop van de 19e eeuw steeds meer aanhangers begon te krijgen, besloten de conservatieven zich te gaan organiseren. Hieruit ontstond de politieke stroming van het confessionalisme. Dit is afgeleid van het woordje confessie wat staat voor geloofsrichting. In het confessionalisme ging men uit van een aantal belangrijke politieke punten.
Zo moest de bijbel, en daarmee de kerk, leidend worden in het dagelijks leven van de burgers, wat weer ingaat tegen het Verlichte idee van het gebruiken van het verstand (en niet afgaan op bijgeloof).
Omdat in de bijbel staat dat de mensen niet allemaal gelijk zijn gemaakt door God, vinden de confessionelen dat er géén gelijkheid en algemeen kiesrecht moest te zijn. Daarnaast moest de regering zoveel mogelijk aan de verschillende groepen in de maatschappij moet overlaten. Zo moest er bijvoorbeeld in de economie goed worden samengewerkt tussen de arbeiders en de werkgevers. De arbeiders moesten dus niet in opstand komen maar op vreedzame wijze in overleg met de werkgevers hun situatie verbeteren.
Verder moest de overheid zich niet al teveel bemoeien met het leven van de burgers, dit was namelijk ieders eigen zaak, waarbij de kerk ook een grote rol moest spelen in het aansturen van de burgers.
Oprichting Anti-Revolutionaire Partij
Het belangrijkste standpunt van de confessionelen ging over het bijzonder onderwijs. Hiermee wordt bedoeld niet-openbaar onderwijs, zoals bijvoorbeeld protestants of katholiek onderwijs. In 1848 was via de grondwet in Nederland geregeld dat de overheid het onderwijs zou betalen. Echter was er door de liberalen, die de grondwet hadden geschreven, bepaald dat dit alleen openbaar onderwijs mocht zijn. Hierdoor kregen christelijke scholen geen geld van de overheid, omdat volgens de Verlichte ideeën van de liberalen mensen door het bijzonder (christelijk) onderwijs niet slimmer zouden worden.
Om het toch voor elkaar te kunnen krijgen dat de overheid geld zou geven aan christelijke scholen richtte de protestantse dominee Abraham Kuyper in 1879 de protestantse Anti-Revolutionaire Partij (ARP) op. Het antirevolutionaire gaat erover dat ze tegen de Verlichte Franse revolutie waren, waardoor veel foute dingen waren ontstaan in de maatschappij.
Tot de aanhangers van deze partijen behoorden vooral veel boeren of mensen die nog geen kiesrecht hadden. Om de liberalen goed te kunnen bestrijden besloot de ARP om te gaan samenwerken met de katholieken, die ook bijzonder onderwijs wilden. De politieke strijd over bijzonder onderwijs die er toen ontstond tussen de confessionelen en de liberalen noemen we ook wel de schoolstrijd.
Hoewel de katholieken en protestanten samen veel stemmen konden behalen en in 1901 zelfs de meerderheid in het parlement behaalden, lukte het ze pas in 1917 om deze schoolstrijd te winnen.
Dit luke ze doordat ze een samenwerking sloten met de socialisten. Deze wilden namelijk het algemeen kiesrecht voor de arbeiders. Er werd toen een afspraak gemaakt dat de socialisten de confessionelen zouden steunen bij hun roep om subsidie op bijzonder onderwijs, terwijl de confessonelen op hun beurt de socialisten zouden steunen bij het algemeen kiesrecht.
Video van schooltv 'IJzeren Eeuw in de klas' over Abraham Kuyper