Als neerslag eenmaal is gevallen op het land zoekt deze zich - onder invloed van de zwaartekracht - een weg terug naar de zee. Het water verplaatst zich via het oppervlaktewater, of het grondwater en kan onderweg terechtkomen in opslagplekken zoals gletsjers, meren, of waterhoudende aardlagen. Dit is het water waar we als mensen van afhankelijk zijn voor ons drinkwater en voor landbouw en industrie.
Binnen een bepaald gebied kijken we naar de waterbalans (Zie de Grote Bosatlas of Alcarta kaart Nederland - Klimaat). Hiermee bedoelen we de verhouding tussen het water dat het gebied binnenkomt en het water dat het gebied verlaat.
Water komt binnen via neerslag, oppervlaktewater en grondwater. Water verlaat het gebied via verdamping, direct uit de bodem, door transpiratie van planten en dieren (ook wel evapotranspiratie genoemd), en via het oppervlaktewater en het grondwater.
Kort samengevat: inkomend water minus uitgaand water = waterbalans
Is de waterbalans in een gebied positief, dan bestaat er kans op uitspoeling van de bodem en watererosie. Dat zit hem overigens vooral in de intensiteit van de neerslag. Vooral in gebieden met heftige regenval, veel reliëf en weinig plantengroei is er kans dat de bovenste – vaak vruchtbare - grondlaag wegspoelt. Ook bij een negatieve waterbalans kan er trouwens een sterke bodemerosie plaatsvinden.
Voorbeeld: in het Middellandse Zeegebied, waarbij de neerslag valt in de winter als er vaak weinig begroeiing is, heb je veel last van bodemerosie, terwijl de zomers zorgen voor een behoorlijk negatieve waterbalans.
De atlaskaart Nederland - Klimaat laat zien dat Nederland de hevigste neerslag in de zomer kent (niet meer de meeste neerslag, want dat is in november). Dat is gunstig omdat de plantengroei dan uitbundig is en erosie tegengaat.
Watererosie (bron: Wikipedia)
Is de waterbalans negatief, dan bestaat er kans op verzilting. Hierbij neemt het zoutgehalte in de bodem toe. Het water verdampt, maar de erin opgeloste zouten blijven achter in de bovenlaag van de bodem. Dit kan ertoe leiden dat grond ongeschikt wordt voor landbouw.
Verzilting kan trouwens ook optreden wanneer er een overstroming met zout water plaatsvindt of wanneer er zoute kwel optreedt. Dat wil zeggen dat zeewater via de ondergrond binnendringt (zie in Grote Bosatlas of Alcarta de kaart Nederland - Waterkwaliteit).
Het gebruik van water door de mens beïnvloedt de waterbalans. Industrie, landbouw en drinkwatervoorziening hebben veel water nodig (zie in Grote Bosatlas of Alcarta de kaart Nederland - Drinkwatervoorziening).
De tijd die water erover doet om de kringloop in zijn geheel te doorlopen verschilt van enkele uren tot duizenden jaren. Het eerste is het geval als water na verdamping weer condenseert en direct boven zee als regen weer in de oceaan terechtkomt. Het andere is het geval als water in een wateropslag terechtkomt en daar lange tijd verblijft.
Een aquifer is een grondlaag die verzadigd is met water. Het water bevindt zich tussen de gronddeeltjes in die laag, in de poriën van de bodem. Hoe groter de porositeit van de bodem, hoe meer water die kan bevatten. De laag wordt aan de onderkant begrensd door een niet-waterdoorlatende laag, bestaande uit klei of gesteente. Grondlagen waar zich water in kan bevinden zijn grind, zand en in mindere mate zandsteen.
Er bestaan twee soorten aquifers:
Bron: www.douglas.co.us
De grondwaterspiegel van de begrensde aquifer bevindt zich op de afbeelding boven die van de onbegrensde aquifer. Zou de eerste aangeboord worden voor een waterput op een plek die lager ligt dan de betreffende grondwaterspiegel, dan krijg je een artesische bron. Dit is een bron waaruit water naar bovenkomt.
Dit kan door de waterdruk die ontstaat vanuit de hoger gelegen grondwaterspiegel.