Op de Stem: Indien het claghen can
Ay schoone Dochter Blont, die 'tHulzel en Paruycken,
Des Gouden Dagheraets verwelickt en verdooft,
Die den Snee witten melc en Lelyen doet duycken
Voor 'tSilver blancke vel, van u Eerwaerdich Hooft.
O Margarieta schoon, o uytghelesen Bloeme
Stroyt uyt u braef vergult en lang Goudt dradich Haer
Dat de Sonne beschaemt verwondert is en hoe me
De Roosen, en 'tYvoor zoo Marmelt door malcaer.
Ontdect mijn Lief ontdect t'Meester stuc der natuiren
Dit sonderlinge werck, dit uytnemende raeck
Dees Appel Borstjens hert dees lieve naghebueren
Die het lustgierich oogh beloven soet vermaeck.
Cust mijn: mijn soete: Ha cust my en cust my weder
Ha ha: ick sterf ick sterf de Ziele my ontvlooch
Na uwen adem soet mijn Hert springt op en neder
En swoecht noch na de cracht die my u vier ontsooch.
Naar: Groot lied-boeck. Eerste deel - G.A. Bredero