Uitleg

Wanneer gebruik je de Past simple?

Je gebruikt de Past simple als iets in het verleden is gebeurd en ook echt is afgelopen. Meestal wordt er een tijdstip aangegeven in de zin, zoals: last night, yesterday, this morning, enzovoort.

Bij regelmatige werkwoorden in de Past simple eindigt het woord altijd op -ed.

 

Formule voor de Past simple bij regelmatige werkworden: onderwerp + infinitief + -ed

 

Voorbeeld:

Lopen = walk

I walked

He/She/It walked

We walked

They walked