De mate waarin de lerende rekenschap kan afleggen voor de uitvoering van een bepaalde taak op grond van zijn taakbekwaamheid (kunnen) en zijn leerbereidheid (willen) bepaalt de taakvolwassenheid van de student of patiënt. De taakbekwaamheid wordt bepaald door de mate waarin de lerende:
Met leerbereidheid, het ‘willen’, bedoelen we of hij:
De verpleegkundige scoort bij de betreffende lerende de hierboven genoemde onderdelen. Indien hij bij het vaststellen van de taakbekwaamheid één item nog als onvoldoende beoordeelt, dan scoort de lerende een min/nee voor taakbekwaamheid. Dit geldt ook voor de onderdelen van leerbereidheid. Zie voorbeelden hieronder:
Hoe de taakvolwassenheid van de lerende en de toepassing van een bepaalde stijl door de verpleegkundige als opleider met elkaar samenhangen, is in onderstaand schema weergegeven:
Door de taakbekwaamheid en leerbereidheid van de lerende vast te stellen, onderscheiden we vier niveaus van taakvolwassenheid:
niveau 1:
Voor een bepaalde taak ontbreekt het de lerende aan kennis en/of kunde en hij heeft er weinig ‘zin in’ of is onzeker of leert niet zelfstandig;
niveau 2:
Voor een bepaalde taak ontbreekt het de lerende (nog) grotendeels aan kennis en/of kunde, maar hij heeft er wel zin in en durft/kan de verantwoording aan;
niveau 3:
Hier kunnen twee zaken aan de orde zijn:
niveau 4:
De lerende is in staat om een taak uit te voeren en is er ook voor gemotiveerd en kan de verantwoording hiervoor nemen.
Binnen het model van situationeel begeleiden, leidt elk niveau van taakvolwassenheid tot de toepassing van een bepaalde begeleidingsstijl door de verpleegkundige.