Situationeel begeleiden.

In de jaren zeventig ontwikkelden Paul Hersey en Kenneth Blanchard een theorie over situationeel leidinggeven. Deze managementtheorie is omgezet naar situationeel begeleiden.

Het geven van situationele begeleiding door verpleegkundigen draagt bij aan het inzichtelijker en effectiever maken van de ingezette begeleidingsstijl. Een belangrijk uitgangspunt bij situationeel begeleiden is dat er geen eenduidige manier van begeleiden is, maar dat deze van situatie tot situatie verschilt. Waar de begeleidingsstijl van de verpleegkundige de ene keer goed werkte, kan het de volgende keer mislopen. Daarom past een professionele verpleegkundige haar begeleidingsstijl aan op het ontwikkelingsniveau van de betreffende persoon en op de leersituatie van dat moment.

Om vast te stellen welk gedrag van de verpleegkundige efficiënt en effectief is bij het begeleiden, kijken we eerst naar het gedrag van de verpleegkundige. Tijdens het begeleiden maken we onderscheid tussen taakgericht gedrag en relatiegericht gedrag van de verpleegkundige:

De taak- en relatiegerichte aspecten van het gedrag van de verpleegkundige vullen elkaar aan en sluiten elkaar niet uit. Begeleiden houdt de vaardigheid in deze twee aspecten in de juiste verhouding op elkaar af te stemmen. Daarop volgt logisch de vraag: ‘Wat bepaalt nu in welke mate de verpleegkundige taak- en/of relatiegericht gedrag zal toepassen?’

Daartoe stelt de verpleegkundige eerst de begeleidingsbehoefte van de student of patiënt vast door het bepalen van zijn taakvolwassenheid voor de op dat moment aan te leren (deel)taak of competentie.