Wanneer de begeleidingsstijl ondersteunen toepassen?
Dit werkt het beste:
Bij geoefende studenten of chronisch zieken;
Als de lerende ‘bewust – bekwaam’ is, maar niet gemotiveerd;
Het is belangrijk dat de verpleegkundige zich beseft dat ondersteunen, in tegenstelling tot instructie, vooral bedoeld is om de lerende te stimuleren zelf stappen te zetten. Kenmerkend voor de stijl ondersteunen is dat het zich richt op vragen en/of problemen van lerenden die in interactie met anderen ontstaan en op het leren oplossen van problemen. De interventies van de verpleegkundige zijn vaak het meest efficiënt en effectief wanneer ze oplossingsgericht zijn. Dat wil zeggen dat zij niet probeert verklaringen te zoeken voor het gedrag van de lerende, maar hem helpt bij het ontwikkelen van nieuwe ideeën om het verwerven van nieuwe kennis en vaardigheden aan te pakken. De verpleegkundige ondersteunt de lerende door zoveel mogelijk ruimte, informatie en verantwoordelijkheid te geven. Zij geeft de lerende vooral uitdagende taken die aansluiten bij de ambities en talenten van de lerende. Problemen worden gezamenlijk opgelost en beslissingen door beiden in overleg genomen. Zij luistert naar de inbreng van de lerende en toont begrip, vooral voor de persoon die de lerende is en heeft vertrouwen in de ontwikkelingsmogelijkheden van de lerende. De verpleegkundige laat daarmee zien dat de lerende iets aan haar heeft, dat zij aandacht voor hem heeft.
Je kunt bij het toepassen van de begeleidingsstijl ondersteunen de volgende punten aanhouden:
Zorg dat je zeker weet dat de lerende, patiënt of diens naaste de taak/werk veilig kan uitvoeren want je blijft als verpleegkundige verantwoordelijk.
De ondersteuning richt zich op alledaagse problemen die bij leren, werken en samenwerken worden ervaren. Er wordt veel aandacht besteed aan 'leren te leren', waarbij het leervermogen van de lerende toeneemt en zijn effectiviteit verbetert.
Door jouw gedrag moet de lerende de kans krijgen om zelf verder te komen met het leren van de taak of het werk. Je interventies zijn het meest efficiënt en effectief wanneer ze oplossingsgericht zijn. Dat wil zeggen dat je niet probeert verklaringen te zoeken, maar de lerende helpt om nieuwe ideeën te genereren om het verwerven van nieuwe kennis en vaardigheden aan te pakken.
Luister actief naar de student. Dit kun je onderverdelen in drie technieken:
essentie van zijn boodschap begrijpen door vragen te stellen;
toetsen of je de boodschap begrepen hebt door samen te vatten;
bewijzen dat je de lerende begrijpt door te reflecteren.
Bij actief luisteren passen onder andere de volgende vragen:
‘Wat is gelopen zoals je het wilde? En wat niet?’
‘Wat maakt dat het niet gegaan is zoals je het wilde?’
‘Wat moet er gebeuren om je doelen wel te bereiken?’
‘Wie of wat kan je daarbij helpen?’
‘Wat houdt je tegen?’
‘Hoe heb je er op de opleiding of thuis aan gewerkt?’
‘Ken je iemand die op dit gebied een voorbeeld voor je is? Hoe pakt hij het aan? Zou je dat zelf ook kunnen?’
‘Het lukt je niet zo goed om je leren te plannen, maar hoe plan jij je vakantie?’
‘Wat zou een eerste volgende stap kunnen zijn? En de volgende?’
‘Wanneer ben je tevreden over die stap?’
‘Welke steun zou ik je kunnen bieden?’
Geef de lerende vooral uitdagende taken. Je bevordert en ondersteunt de lerende bij de uitvoering van zijn taak en zijn leren door hem zoveel mogelijk ruimte, informatie en verantwoordelijkheid te geven. Hanteer duidelijke regels bij de uitvoering van de taken door de lerende en overtreedt ze zelf ook niet. Als er volgens een protocol gewerkt wordt, wijk er dan zelf ook niet van af. Je benadrukt echter niet continu de regels, taken en resultaten zoals bij instrueren. Laat de lerende ook regelmatig het werk doen waar ze goed in is en waar ze plezier in heeft.
Geef feedback op zijn leergedrag en zijn gedrag in het werk:
Beschrijf of benoem wat je ziet.
Geef het concrete gevolg van de handeling/gedrag van de lerende en je mening, gevoel of reactie.
Vertel hoe het gedrag van de lerende op je overkomt.
Geef tips of aanwijzingen voor gedragsverandering in de ‘ik-vorm’.
Controleer of de lerende je begrepen heeft en vraag wat hij ervan vindt.
Problemen worden gezamenlijk door de lerende en jou opgelost en beslissingen worden door beiden in overleg genomen. Betrek hem bij beslissingen en stimuleer het meedenken van de lerende. Deze is zelf verantwoordelijk voor zijn eigen leerproces en competentieontwikkeling.
Motiveer de lerende om te blijven leren en het gewenste gedrag te blijven vertonen door:
Wees transparant in wat de lerende van jou kan verwachten en wat jij van hem verwacht.
Geef (letterlijk of figuurlijk) een schouderklopje.
Zorg voor voldoende afwisseling in het werk.
Geef de lerende passende verantwoordelijkheden en een duidelijke plek in het team.
Fouten maken mag, maar de lerende moet er wel van willen leren.
Wees betrokken bij de lerende ook als persoon.
Geef de lerende voldoende aandacht.
Kom altijd je afspraken met de lerende na.
Wees eerlijk en duidelijk.
Sta open voor suggesties van de lerende.
Tips bij het ondersteunen:
Toon belangstelling voor de voortgang van de lerende bij het leren.
Help de lerende regelmatig om leer- en werkproblemen die bij het leren en de taakuitoefening door de lerende ervaren worden, te verwoorden.
De lerende stimuleren/uitdagen tot het zelf oplossen van leer- en werkproblemen.
Stimuleer het ontwikkelen van zelfvertrouwen bij de student.
Geef complimenten als het goed gaat.
Geef feedback aan je student.
Luister actief naar de student.
Motiveer de lerende en spreek hem aan op zijn ambities en passie.