Hieronder zie je het VROUWELIJKE voortplantingsstelsel.
Eierstok:
De twee eierstokken zijn ongeveer zo groot als een golfbal. In de eierstok liggen vanaf de geboorte de (nog) onrijpe eicellen. Bij meisjes vanaf ongeveer elf jaar wordt er elke maand één eicel rijp.
Eileider:
Het begin van de eileider lijkt een beetje op een hand. Bij de eisprong ofwel ovulatie komt de eicel uit de eierstok en in de eileider.
Baarmoeder:
De eileiders eindigen in de baarmoeder. De baarmoeder is zo groot als een kleine vuist en is hol van binnen. De wand van de baarmoeder bestaat uit spieren waarop een slijmlaag groeit (het baarmoederslijmvlies). Deze slijmlaag zorgt ervoor dat de bevruchte eicel zich hier veilig in kan nestelen. De holte staat in verbinding met de vagina (schede). In de baarmoeder kan een bevruchte eicel uitgroeien tot een baby.
Urineblaas:
Blaas waarin de urine tijdelijk wordt opgeslagen. De urine wordt gevormd in de nieren en wordt ook wel plas genoemd.
Urinebuis:
Buis waardoor de urine het lichaam verlaat.
Aan de buitenkant heeft een vrouw schaamlippen, de binnenste en de buitenste (kleine en grote), de clitoris, de plasbuisopening en de vagina.
Vagina (schede):
De vagina verbindt de baarmoeder met de buitenwereld. Daardoor gaat bij de geboorte het kind naar buiten.
Bij meisjes vanaf de puberteit
Bij meisjes vanaf ongeveer elf jaar rijpt er in de eierstokken elke maand één eicel. Bij de eisprong/ovulatie komt zo'n rijpe eicel vrij uit de eierstok. De eileiders vervoeren de eicel richting de baarmoeder. Een onbevruchte eicel blijft na de ovulatie hoogstens 12 tot 24 uur in leven. Nadat de eicel sterft, wordt de menstruatie op gang gebracht. Dit herkennen we ook wel onder de naam ongesteldheid. De resten van de eicel worden door de cellen van de wand van de eileider opgenomen.
Ovulatie treedt ongeveer eenmaal per vier weken op. Meestal gebeurt dit afwisselend in een van beide eierstokken.