Argumentatiestructuren
Hieronder staan alle begrippen die met de argumentatiestructuur te maken hebben.
Stelling - Er wordt een bewering gedaan bijvoorbeeld: 'roken op het schoolplein moet niet meer mogen'.
Standpunt - Een mening, bijvoorbeeld: 'ik vind dat roken op het schoolplein niet meer zou mogen'.
Argument - Een reden om je standpunt te onderbouwen.
Tegenargument - Een argument die tegen het standpunt is.
Weerlegging - Er wordt aangetoond dat het tegenargument niet klopt.
Feitelijke argumenten - kun je controleren of het waar is. Is een feit.
Niet- feitelijke argumenten - is een mening van iemand. Deze argumenten kun je niet controleren.
Voorbeeld
Hieronder wordt een argument voor, een argument tegen en een weerlegging gegeven bij de stelling: het is goed dat de aarde opwarmt. Dit voorbeeld komt van Cambiumned.
Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt,, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand (weerlegging).
Enkelvoudige argumentatie - een standpunt wordt met één argument onderbouwd.
Meervoudige argumentatie - een standpunt wordt met meer dan één argument onderbouwd.
Enkelvoudige onderschikkende argumentatie - Een standpunt wordt onderbouwd met een argument en dit argument wordt ook weer onderbouwd met een argument.
Meervoudige onderschikkende argumentatie - Een standpunt wordt onderbouwd met een argument en dit argument wordt met meerdere argumenten onderbouwd.