Begrippen begrijpend lezen
Hieronder staan een aantal begrippen uitgelegd die je moet kennen. Deze begrippen hebben allemaal te maken met begrijpend lezen. Als eerste worden de basisbegrippen uitgelegd. Deze begrippen moet je kennen en zijn in de vorige jaren ook terug gekomen. Daarna zullen de vaste tekststructuren aan bod komen.
Basisbegrippen
Onderwerp - In een of twee woorden waar de tekst over gaat.
Deelonderwerp - Delen (aspecten) van het onderwerp. Deze worden vaak in het middenstuk besproken.
Hoofdgedachte - Een samenvatting van de tekst in één zin.
Hoofdzaken - De belangrijkste informatie uit de tekst.
Bijzaken - Informatie die niet belangrijk is. Vullen de hoofdzaken aan.
Signaalwoord - Geeft het tekstverband aan.
Kernzin - Hoofdzaak van een alinea. In de zinnen voor of na de kernzin wordt de kernzin toegelicht of komt er een voorbeeld.
Vaste tekststructuren
Aspectenstructuur - In het middenstuk worden diverse aspecten van het onderwerp genoemd.
Verleden/heden(toekomst) structuur - In het middenstuk wordtde situatie van vroeger en de situatie van nu beschreven. In het slot wordt er een conclusie geschreven of een situatie in de toekomst geschetst.
Voor- en nadelenstructuur - In de inleiding wordt een vraag gesteld of een stelling gegeven. In het middenstuk worden de voor- en nadelen genoemd en in het slot een afweging en conclusie.
Vraag en antwoordstructuur - In de inleiding wordt een vraag gesteld. In het middenstuk wordt hier antwoord op gegeven en in het slot wordt dit samengevat of wordt hier een conclusie uit getrokken.
Argumentatiestructuur - In de inleiding wordt een standpunt of stelling gegeven. In het middenstuk worden argumenten voor de stelling gegeven en argumenten tegen de stelling. De argumenten tegen de stelling weerleg je. In het slot wordt de stelling herhaald.
Probleem en oplossingstructuur - In de inleiding wordt het probleem gegeven. In het middenstuk worden de gevolgen, oorzaken en oplossingen gegeven. In het slot wordt de beste oplossing gegeven.
Verklaringsstructuur - In de inleiding wordt een bepaald verschijnsel genoemd. In het middenstuk worden hier voorbeelden of kenmerken van gegeven. Hier worden ook verklaringen, oorzaken en redenen bij genoemd en dit wordt samengevat in het slot.
Let op: in het slot komt nooit nieuwe informatie. Je geeft een conclusie of een samenvatting van de tekst die al geschreven is. Dit herhaal je dus nog een keer.