Opdracht oefenen voor de toets.
Bedenk 10 toetsvragen voor dit blok. Maak gebruik van verschillende vraag typen (meerkeuze, waar/ nietwaar, openvragen, invul). Maak ook verschil in moeilijkheidsgraad, waarbij vraag 1 gemakkelijk is en vraag 10 moeilijk. (Dus een opbouw).