Les 6
Je gebruikt dagelijks je spierkracht om dingen los te draaien, te openen en op te tillen. Maar soms heb je niet genoeg kracht om dat voor elkaar te krijgen.
In zo'n geval kan je beter een hefboom gebruiken.
Je spierkracht werkt op het uiteinde van de steeksleutel, ver van het draaipunt. Hierdoor oefent de sleutel een kracht uit op de moer, dicht bij het draaipunt. De kracht op de moer is veel groter dan jouw spierkracht. Daardoor kun je de moer gemakkelijk losdraaien.
Een steeksleutel, een klauwhamer, een flesopener, een deurkruk, een nijptang, de pedalen van je fiets: het zijn allemaal hefbomen.
Een hefboom is een stevig uitgevoerd voorwerp dat kan ronddraaien rond een draaipunt.
Als je een hefboom gebruikt, zijn er twee krachten van belang. Om te beginnen oefen je zelf een kracht op de hefboom uit.
Die kracht noem je werkkracht. De hefboom gaat hieroor een kracht uitoefen op een ander voorwerp.
Dus:
Hoe groter de hefboom, hoe meer kracht je kunt zetten
Maak nu de onderstaande opdracht.
De katrol
Een katrol kun je gebruiken om dingen omhoog te hijsen. Als je bijvoorbeeld een tafel omhoog wilt hijsen, moet je met een kracht van ongeveer 100 N aan het touw trekken. Een katrol vergroot je kracht niet. Als je 1 meter kabel inhaalt, gaat de tafel ook 1 meter omhoog. Toch is een katrol wel een handig ding voor deze klus. Het is makkelijker om een touw naar beneden te trekken dan omhoog.