Wauw! Je weet nu wat een werkwoord is en wat het verschil is tussen de stam en de ik-vorm.
We gaan verder met werkwoorden in de tegenwoordige tijd (tt).
Een werkwoord dat de zin van tijd kan veranderen is altijd de persoonsvorm. Voorbeeld:
Luke wil een verhaal gaan vertellen. -- Luke wilde een verhaal gaan vertellen.
Bij werkwoorden in de tegenwoordige tijd hebben we drie vormen:
- de ik-vorm (er staat letterlijk ik in de zin) Schrijf de ik-vorm
- de hij-vorm (hij,zij,jij,u,je,het) Schrijf de ik-vorm + t
- de wij-vorm (meervoud:wij, jullie, zij) Schrijf het hele werkwoord
Voorbeeld:
| ik-vorm | hij/zij/jij/je/u/het | wij/jullie/zij | |
| werken | werk | werkt | werken |
| lopen | loop | loopt | lopen |
| worden | word | wordt | worden |
| vinden | vind | vindt | vinden |
| proeven | proef | proeft | proeven |
Was deze uitleg nog niet duidelijk, kijk dan het volgende filmpje: