De fase van richten
Wat ga je doen?
d. Je beschrijft het soort onderzoek dat je gaat doen.
e. Je geeft een theoretische onderbouwing van je onderzoek vanuit de literatuur (met bronverwijzingen).
f. Je bepaalt de onderzoeksvraag en leidt de deelvragen hieruit af.
g. Je bepaalt per deelvraag welke onderzoeksmethode je gaat gebruiken.
Hoe ga je het doen?
d. Soort onderzoek beschrijven
We willen graag dat jullie een ontwerponderzoek gaan doen. Jullie ontwerpen een hulpmiddel (tool) voor jullie onderwijs, of een onderwijsaanbod waarmee jullie het onderwijs willen verbeteren. Dit testen jullie uit in de praktijk en daar verzamelen jullie gegevens over. Het ontwerp kan van alles zijn:
-aanpak in de klas om te differentiëren naar niveau of naar interesse
-een lesplan voor het gebruik van een nieuwe lesmethode
-een online leeromgeving
-een hulpmiddel voor dyslectische leerlingen
-een workshop om collega’s te professionaliseren
-een thema-bijeenkomst over veilig internetgebruik
Vanuit de literatuur verzamelen jullie informatie over ontwerpeisen waaraan het ontwerp moet voldoen. Hoe zien dit soort ontwerpen er tegenwoordig uit? Hoe worden ze uitgewerkt en ingezet in praktijk? Op basis van deze informatie maken jullie je eigen ontwerp. Dit implementeer je in praktijk en dan pas start jullie eigen dataverzameling. Jullie evalueren dus of het gebruik van jullie ontwerp inderdaad bijdraagt aan het doel dat jullie willen bereiken.
De onderzoeksvraag is vaak een 'Hoe'- vraag:
–Hoe kan de nieuwe lesmethode ingezet worden, zodat het een positief effect heeft op leerresultaten van leerlingen/studenten?
–Hoe kan er binnen de lessen gedifferentiëerd worden, zodat de zwakkere leerlingen hun achterstand inlopen, terwijl de sterkere leerlingen ook voldoende uitgedaagd worden?
–Hoe kunnen docenten ondersteund worden bij het gebruik van moderne onderwijstechnologie in het onderwijs, zodat zij meer interactie tijdens de lessen bereiken?
e. Theoretische onderbouwing
Na het verzamelen en bestuderen van de bronnen in de fase van oriënteren, heb je een aantal losstaande stukjes tekst met bruikbare informatie. Maak hier een lopend verhaal van:
In de theoretische onderbouwing verwijs je naar de gebruikte bronnen volgens APA-richtlijnen. En je geeft aan in hoeverre je bronnen betrouwbaar zijn. Gebruik hiervoor de bijgevoegde checklist. Indicatoren voor betrouwbaarheid van bronnen zijn:
In de fase van oriënteren is het literatuuronderzoek verkennend, maar tijdens de fase van richten laat je zien dat je onderzoeksvraag voortbouwt op wat er al bekend is.
f. Onderzoeksvraag en deelvragen formuleren
Je hebt in de fase van oriënteren al een doel voor je onderzoek en een voorlopige onderzoeksvraag geformuleerd. Het is nu zaak om na te gaan of je een haalbaar doel hebt gekozen en of de vraagstelling specifiek genoeg is. Controleer of je onderzoeksvraag:
Als er nog deelaspecten in de onderzoeksvraag staan die niet specifiek zijn, zul je ze moeten versmallen.
Bijvoorbeeld:
Hoe kan ik in de bovenbouwklassen de zelfstandigheid van leerlingen vergroten?
'de bovenbouwklassen' kan versmald worden tot 'klas 4 vmbo-kader'
'zelfstandigheid van leerlingen' kan versmald worden tot 'leerlingen kunnen zelf hun huiswerk plannen'.
Deze hoofdvraag ga je vervolgens opsplitsen in onderzoekbare deelvragen, die stap voor stap onderzocht worden. Als alle vragen onderzocht zijn, zou de hele onderzoeksvraag beantwoord moeten zijn. In het geval van een ontwerponderzoek worden eerst deelvragen geformuleerd die te maken hebben met hoe het ontwerp eruit moet zien (wat zijn de ontwerpeisen?). Dit kun je met behulp van literatuuronderzoek uitwerken.
Daarna volgen de deelvragen waarmee je evalueert of het ontwerp inderdaad bijdraagt aan het gestelde doel.
Voorbeeld:
Hoe geven we een serie mentorlessen aan klas 4 vmbo-kader vorm, zodat de leerlingen van deze klas hun huiswerk leren plannen?
g. Onderzoeksmethoden kiezen per deelvraag
Per deelvraag kies je op welke wijze je de vraag gaat onderzoeken.
Eerst bepaal je bij wie of waar je onderzoeksdata gaat verzamelen. Dit zijn je databronnen. Het kunnen leerlingen zijn, collega's, ouders, jijzelf als docent, een leeromgeving, literatuur, etc.
Vervolgens bepaal je op welke wijze je data gaat verzamelen. Dit zijn je datatechnieken. Je kunt toetsen afnemen, opdrachten geven, observeren wat men doet in bepaalde situaties, interviewen, enquêtes afnemen, literatuuronderzoek doen, etc.
Om de data daadwerkelijk te kunnen verzamelen, ontwikkel je onderzoeksinstrumenten. Dit is afhankelijk van de gekozen methode een toets, een opdracht, een observatieschema, een interviewschema, een enquête, vragen die sturend zijn voor het literatuuronderzoek, etc.
Tenslotte werk je de onderzoeksactiviteiten uit. Hoe leg je de data vast? Let hierbij ook op de privacywetgeving. Wie zijn je respondentgroepen en hoe ga je ze benaderen? Hoe ga je de instrumenten precies afnemen (welke instructie krijgen de respondenten)? En hoe ga je na het verzamelen van de data die data analyseren?
Richtlijnen voor het kiezen van onderzoeksmethoden: