1848: Nederland werd een democratie
In 1848 waren er overal in Europa rellen. De mensen wilden democratie. Ze waren het zat door koningen en keizers te worden geregeerd. In Nederland schrok koning Willem II hiervan. Hij wilde geen opstand. Daarom gaf hij opdracht tot het schrijven van een nieuwe grondwet.
In deze grondwet zouden twee dingen nieuw zijn:
Nederland werd op dat moment een democratie. Het volk had het voor het zeggen. Tenminste dat deel van het volk dat genoeg belasting betaalde en man was. Dat was ongeveer tien procent van de bevolking. Deze mannen mochten zich verkiesbaar stellen (passief kiesrecht) en mochten kiezen (actief kiesrecht).
Omdat de grondrechten in de eerste grondwet opgeschreven werden, noemde men ze de klassieke grondrechten. De belangrijkste waren het recht op vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, vrijheid van drukpers en meer van dat soort rechten die in een democratie onmisbaar zijn. Deze rechten zijn nooit meer veranderd.
In de nieuwe grondwet is geregeld dat:
opdracht 1 Een democratie?
Bekijk de filmpjes en beantwoord daaarna de vraag.
opdracht 2 Waarom is Nederland een democratie?
- Bekijk het filmpje.
- Noteer tijdens het filmpje (zet zo nodig het filmpje stil) welke kenmerken onze democratie heeft.
opdracht 3 Hoe is de democratie geregeld?
In viertallen.
Je hebt voor deze opdracht kleine papiertjes of kaartjes en een vel A3-papier nodig.
Hoe is de democratie geregeld in Nederland?
- Schrijf elk van de onderstaande begrippen en zinnen op een kaartje.
- Maak hiervan op het A3 een overzichtelijk schema.
- Gebruik daarbij dikke pijlen met daarbij de tekst 'kiest' en dunne pijlen met de teskt 'legt verantwoording af aan...'.
begrippen en zinnen:
opdracht 4 Stemmen
Niet iedereen mag in Nederland meestemmen. Je moet aan bepaalde voorwaarden voldoen.
1 Aan welke voorwaarden moet je voldoen om te mogen stemmen? Je kunt voor het beantwoordne gebruik maken van https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/verkiezingen/vraag-en-antwoord/wanneer-mag-ik-stemmen-bij-verkiezingen
2 Bespreek met elkaar waarom deze grenzen zijn gesteld.
opdracht 5 Test je kennis