Het werkwoordelijk gezegde (ww.gez.) bestaat altijd uit alle werkwoorden in de zin.
De persoonsvorm is een werkwoord, dus die zit altijd in het gezegde.
Het werkwoordelijk gezegde geeft aan dat iemand iets doet of dat er iets gebeurt.
Stap 1: Zoek de persoonsvorm
De persoonsvorm kun je op twee manieren vinden.
1. Maak de zin vragend: De persoonsvorm komt vooraan te staan.
2. Zet hem in een andere tijd: De persoonsvorm verandert van klank.
voorbeeldzin : |
Vraagzin / Andere tijd |
Persoonsvorm |
Wij gaan in de beek vissen. |
Gaan wij in de beek vissen? |
Gaan |
Wij gaan in de beek vissen. |
Wij gingen in de beek vissen. |
Gaan |
Stap 2. Zoek het gezegde
Het gezegde zijn alle werkwoorden in een zin.
Werkwoorden geven aan dat iemand (het onderwerp) iets doet of dat er iets gebeurt.
Voorbeeldzinnen |
PV |
Andere werkwoorden |
Werkwoordelijk gezegde |
Wij gaan in de beek vissen |
gaan |
vissen |
gaan vissen |
Ik ga naar school lopen |
ga |
lopen |
ga lopen |
De film gaat beginnen |
gaat |
beginnen |
gaat beginnen |
|