Uitleg naamwoordelijk gezegde

Het naamwoordelijk gezegde (NWGez.) bestaat altijd uit een koppelwerkwoord en een naamwoordelijk deel!     De koppelwerkwoorden zijn; zijn, worden, heten, blijven, schijnen, lijken, blijken, dunken en voorkomen.          Het koppelwerkwoord koppelt het naamwoordelijk deel aan het onderwerp.                                                        Het naamwoordelijk deel zegt iets over het onderwerp in de zin

Het koppelwerkwoord is de persoonsvorm en deze kun je op verschillende manieren vinden:


Stap 1 zoek de persoonsvorm

1.    Maak de zin vragend. De persoonsvorm komt vooraan te staan.

2.    Zet de zin in een andere tijd. De persoonsvorm verandert van klank.

 

Stap 2 zoek het gezegde

Als de persoonsvorm bestaat uit een van de koppelwerkwoorden : zijn, worden, heten, blijven, schijnen, lijken, blijken, dunken en voorkomen, dan is het gezegde niet werkwoordelijk, maar naamwoordelijk!

 

voorbeeldzinnen

PV

Koppelwerkwoord ?

Naamwoordelijke gezegde

Het wordt een groot succes

wordt

Ja=worden

Wordt een groot succes

Hij is bakker

is

Ja=zijn

Is bakker


 

Let op :

Koppelwerkwoorden kunnen ook als werkwoord in het werkwoordelijk gezegde voorkomen. Dit heeft te maken met de betekenis van het werkwoord.

voorbeeldzinnen

persoonsvorm

koppelwerkwoord

Naamwoordelijk gezegde

De juf schijnt leuk te zijn

schijnt

Ja=schijnen

Schijnt leuk te zijn

De zon schijnt de hele dag

schijnt

nee

schijnt

 

In de voorbeeldzin 1 zegt het werkwoord iets over de juf en is het een koppelwerkwoord en dus een naamwoordelijk gezegde

In voorbeeldzin 2 is het werkwoord een zelfstandig werkwoord en is het een werkwoordelijk gezegde.


 

Samenvatting:

·         Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit twee delen

1.       Het eerste deel is de persoonsvorm en bestaat uit een koppelwerkwoord

2.       Het tweede deel is naamwoordelijk en zegt iets over het onderwerp van de zin

·         De persoonsvorm vind je door:

1.       De zin vragend te maken, de persoonsvorm komt vooraan te staan.

2.       De zin in een andere tijd te zetten, de persoonsvorm verandert van klank

·         Is de persoonsvorm een koppelwerkwoord:                                                                                                         ( zijn,worden,lijken,blijken,blijven,schijnen,heten,dunken of voorkomen)                                                          dan is het een naamwoordelijk gezegde,