Task 10 Study

Study the grammar and vocabulary for this lesson.

Image result for question tags


Print the list or use Quizlet to study.

to be full up

als je genoeg hebt gegeten

to be starving hungry

uitgehongerd zijn

to wolf something down

iets heel snel eten

to be dying of hunger

doodgaan van de honger

to eat a balanced diet

een gebalanceerd dieet eten

to eat like a horse

eten als een paard (= veel eten)

to follow a recipe

een recept volgen

to foot the bill

de rekening betalen

a fussy eater

een moeilijke eter

to grab a bite to eat

even snel een snack nemen

to have a sweet tooth

een zoetekauw zijn, van zoetigheid houden

home-cooked food

zelf gekookt eten

the main meal

de hoofdmaaltijd, de belangrijkste maaltijd

to make your mouth water

als het water in je mond loopt

to play with your food

met je eten spelen

processed food

bewerkt eten (frikandellen, hamburgers, knakworst)

a quick snack

een snelle snack

a ready meal

kant-en-klaar maaltijd

to spoil your appetite

je eetlust bederven (geen trek meer hebben)

a take-away meal

een afhaalmaaltijd

to tuck into

enthousiast aan de maaltijd beginnen

to wine and dine someone

iemand mee uit eten nemen

to work up an appetite

iets doen waar je honger van krijgt, bijvoorbeeld sporten of werken