Task 10 Study

Learn about word order in English sentences.

In het Engels zet je de plaats (waar) en de tijd (wanneer) meestal achteraan de zin. Plaats staat dan altijd vóór tijd.

De tijd (wanneer) mag je ook helemaal vóóraan de zin zetten.


Learn these words. Print the list or use www.quizlet.com!

a bowl

een kom

a teaspoon

een theelepel

a tablespoon

een lepel

a whisk

een garde

a frying pan

een koekenpan

a measuring cup

een maatbeker

a spatula

een spatel

flour

bloem

milk

melk

salt

zout

oil

olie

egg

ei

sugar

suiker

a cup

een kopje

an oven

een oven

cocoa

cacao

butter

boter

a knife

een mes

chocolate

chocolade

baking powder

bakpoeder

vanilla sugar

vanillesuiker

a glass

een glas

to beat

kloppen

to mix

mengen

to bake

bakken (oven)

to fry

bakken (koekenpan)

to deep fry

frituren

to cut, chop

snijden

to boil

koken (in water)

to wash up

afwassen

to grill

roosteren

to grate

raspen

to sprinkle

sprenkelen

to peel

pellen