Task 10 Study

Learn about word order in English. These are the rules.

De woordvolgorde in Engelse zinnen is vaak zo:

wie doet wat (of wie) waar wanneer
I ran a marathon in New York last year.
She drank coffee at a bar yesterday.

 

Woorden die aangeven hoe vaak iets gebeurt, zoals:

    never     always    sometimes   usually     

staan altijd vóór het werkwoord.


Learn these words. Print the list or use www.quizlet.com!

an apple

een appel

a banana

een banaan

beans

bonen

bread

brood

a burger

een hamburger

cake

cake

candy

snoep (US)

sweets

snoep (UK)

carrots

wortels

chicken

kip

chips

patat (UK)

fries

patat (US)

chocolate

chocolade

a coconut

een kokosnoot

dinner

avondeten (US)

drink (v)

drinken

eat (v)

eten

eggs

eieren

fish

vis

food

voedsel

fruit

fruit

grapes

druiven

ice cream

ijs

juice

sap

lemonade

limonade

a lime

een limoen

lunch

middageten

a mango

een mango

meat

vlees

milk

melk

onions

uien

orange

sinaasappel

peas

erwten

a pear

een peer

a pineapple

een ananas

potatoes

aardappelen

rice

rijst

sausages

worsten

supper

avondeten (UK)

a tomato

een tomaat

water

water

a watermelon

een watermeloen

breakfast

ontbijt

a lemon

een citroen