Antwoorden Verwerking

Stap 1
Opdracht 2
 Eiwitten in de membraan

    1. transport
    1. herkenning
    1. binding hormonen

Opdracht 3 Fosfolipiden in de membraan

    1. De fosfolipiden in een membraan zijn bewegelijk.
    1. De membraan bestaat uit een dubbele laag fosfolipiden.

Opdracht 4 Fosfolipiden en water

    1. Water kan wel door een celmembraan.
    1. De koppen van de fosfolipiden stoten water af.
    1. De staarten van de fosfolipiden trekken water aan.

Stap 2
Opdracht 1
 Diffusie

    1. pijl A
    1. Moleculen verspreiden zich gelijkmatig over de beschikbare ruimte.
    1. C
    1. O
    1. I

Opdracht 2 Deeltjes

    1. Het water transport gaat in de richting van de hoogste concentratie vrije waterdeeltjes.
    1. Oplossingen met dezelfde concentratie opgeloste deeltjes heten isotoon.
    1. Een oplossing met een hogere concentratie deeltjes heet hypertoon.
    1. Een oplossing met een lagere concentratie deeltjes heet hypotoon.

Opdracht 3 Osmose

  1. 1 hypotoon
    2 hypertoon
    3 isotoon
    1. hypotoon
    1. Ja, van drank naar lichaam.

Opdracht 4 Bloedcellen

    1. Bloedcellen in een hypotone omgeving zwellen op.
    1. Uiteindelijk zullen ze barsten.
    1. Bloedcellen in een hypotone omgeving krimpen.
    1. Uiteindelijk zullen ze verschrompelen.

 

Stap 4
Opdracht 4
 Groei

    1. Celstrekking treedt alleen bij planten en schimmels.
    1. Dat heeft te maken met de aanwezigheid van een celwand.