Stap 2

Diffusie en osmose

KB:
Diffusie

Opdracht 1 Diffusie

  1. Wat is de juiste richting waarin moleculen zich verspreiden?
    1. pijl A
    2. pijl B
  2. Wat is het effect van diffusie?
    1. Moleculen bewegen niet.
    2. Moleculen verspreiden zich gelijkmatig over de beschikbare ruimte.
    3. Moleculen verspreiden zich in ongelijke hoeveelheden over de beschikbare ruimte.
    4. Moleculen bewegen allemaal naar elkaar toe.

De Wet van Fick beschrijft de diffusie in gassen en vloeistoffen.
Deze beschrijft de situatie voor een evenwichtssituatie waarbij de totale concentratie van de betreffende stof niet verandert (J in = J uit). Bestudeer de PP Uitwisseling van stoffen .

Door het bezit van longen kunnen organismen de diffusie van zuurstof en koolstofdioxide versnellen.

  1. Welke factor uit de wet van Fick wordt beïnvloed door het in-en uitademen van lucht?
    1. C
    2. O
    3. I
  2. Welke factor wordt beïnvloed door het grote aantal longblaasjes?
    1. C1-C2
    2. O
    3. I
  3. Welke factor wordt beïnvloed door het feit dat de wand van de longblaasjes zo dun is?
    1. C1-C2
    2. O
    3. I

Opdracht 2 Deeltjes
Een celmembraan is goed doorlaatbaar voor water, maar slecht doorlaatbaar voor allerlei andere moleculen, zoals opgeloste suikers of zouten.
Een celmembraan is namelijk semipermeabel (of ook wel selectief permeabel).
Wat gebeurt er als je twee oplossingen scheidt door een membraan?

Bekijk de volgende animatie: Osmose
Kies de juiste antwoorden:

  1. Het water transport gaat in de richting van ... concentratie vrije waterdeeltjes.
    1. de hoogste
    2. de laagste
  2. Oplossingen met dezelfde concentratie opgeloste deeltjes heten ...
    1. hypertoon.
    2. isotoon.
    3. hypotoon.
  3. Een oplossing met een hogere concentratie deeltjes heet ...
    1. hypertoon.
    2. isotoon.
    3. hypotoon.

Opdracht 3 Osmose
Het verschijnsel dat je net hebt gezien, heet osmose.

KB: Osmose

Het aantal opgeloste deeltjes in een vloeistof bepaalt de osmotische waarde. Sportdranken bevatten suiker.
Afhankelijk van de hoeveelheid suikers, hebben ze meestal een andere osmotische waarde dan de cellen van je lichaam.

  1. Zijn de sportdranken uit de plaatjes hypertoon, hypotoon of isotoon ten opzichte van je lichaam?

  2. Welke sportdrank kun je het best nemen als je veel vocht hebt verloren?
    1. hypertoon
    2. isotoon
    3. hypotoon
  3. Vindt er watertransport plaats in het middelste plaatje?
    1. Ja, van drank naar lichaam.
    2. Ja, van lichaam naar drank.
    3. Nee.

Opdracht 4 Bloedcellen
Bekijk het volgende filmpje:

  1. Bloedcellen in een hypotone omgeving ...
    1. zwellen op.
    2. krimpen.
  2. Uiteindelijk zullen ze ...
    1. barsten.
    2. verschrompelen.
  3. Bloedcellen in een hypertone omgeving ...
    1. zwellen op.
    2. krimpen.
  4. Uiteindelijk zullen ze ...
    1. barsten.
    2. verschrompelen.