Tekstopbouw: verbindingswoorden
Je gaat nu een oefening maken. Selecteer een passend verbindingswoord en zeg ook welk verband het aangeeft.
Kies uit de volgende verbindingswoorden:
als, doordat, dus, hoewel, mits, omdat, om te, soortgelijke, te danken aan, tenzij, verder en wanneer.
Kies daarna uit de volgende verbanden:
tijd, opsomming, tegenstelling, vergelijking oorzaak - gevolg, doel - middel, voorbeeld/toelichting, reden/verklaring/argument, voorwaarde, samenvatting/conclusie.