Opdracht 2. Snavels

Zaadeters

Hier zie je voorbeelden van zaadeters:

 

Viseters

De viseters zijn waadvogels. Deze vogels lopen vooral door het water, zoals ooievaars. De viseters hebben een lange, smalle snavel met aan de rand kleine tandjes. Ze kunnen hun lange snavel als een steekwapen gebruiken om vissen te vangen en op te eten.

 

Insecteneters

Er zijn twee soorten insecteneters:

  1. Sommige insecteneters hebben een smalle snavel. Daarmee kunnen ze kleine insecten, wormen of spinnen uit de grond halen. Ook halen sommige vogels insecten uit een boom. Denk maar aan een specht.
  2. Er zijn ook insecteneters die insecten in de lucht vangen. Deze vogels vliegen in de lucht met hun snavels open en vangen zo insecten in hun bek. Ze kunnen hun snavel heel ver open doen. Een voorbeeld van deze soort vogels is een zwaluw.

Zwaluw

Specht

 

Planteneters

De vogels die planten eten, halen hun planten uit het water. Daarbij eten ze ook kleine waterdiertjes die in het water zitten (die noemen we plankton). Planteneters hebben een platte, brede bek.

Arend

 

Vleeseters

Roofvogels zijn vleeseters, denk maar aan een arend. Deze vogels vangen hun prooi niet met hun snavel, maar met hun poten! De snavel is dus echt alleen voor het eten.