Alle kinderen en jongeren zijn weleens lastig, dwars of boos, maar er is dan nog niet direct sprake van ernstige gedragsproblemen. Toch kan het zijn dat dit soort gedrag uit de hand loopt. Het kind komt dan door zijn gedrag steeds vaker in de problemen. Op school mag een jongere bijvoorbeeld de les niet meer in of wordt zelfs geschorst. Dit alles heeft ook een negatieve invloed op de omgeving van de jongeren. Ouders ervaren dat ze de opvoeding niet aankunnen, en er zijn veel spanningen in het gezin (Urbach, L. 2016).
Gedragsproblemen voorbeelden:
Druk en impulsief gedrag: veel praten, anderen afleiden van hun werk, niet nadenken maar meteen doen.
Dwars en opstandig gedrag: ruzie maken, niet luisteren.
Prikkelbaar gedrag: woede-uitbarstingen, geïrriteerd en boos.
Asociaal gedrag: grof taalgebruik, liegen, stelen, vechten.
Of een kind een gedragsstoornis ontwikkelt, kan voor een deel erfelijk bepaald zijn en wordt daarnaast beinvloed door omgevingsfactoren, zoals vrienden of de gezinssituatie.
Naast ernstige gedragsproblemen heb je als begeleider ook te maken met ontwikkelingsstoornissen bij kinderen of jongeren. Een ontwikkelingsstoornis is een psychische aandoening bij kinderen die problemen geeft in de normale ontwikkeling. Hierdoor verloopt de ontwikkeling van het kind anders dan bij de meeste kinderen (Urbach, L. 2016).
Ontwikkelingsstoornissen:
ADHD: druk in gedrag, concentratieproblemen, snel afgeleid.
ASS: autisme, informatieverwerking hersenen anders, moeite met communiceren, aangeboren.
ODD: opstanding, asociaal gedrag, slecht luisteren, vaak boos, ruzie zoeken, gaat samen met leer- en taalproblemen, depressie en ADHD (Urbach, L. 2016).