Leerdoelen:
Je leert onderscheid maken tussen bruikbare en niet bruikbare bronnen.
Je leert de invloed van de status en achtergrond van de auteur op de betrouwbaarheid van bronnen inschatten.
Je leert wat goede plekken zijn om bronnen te vinden en wat niet.
Je leert bronnen ordenen binnen een thema en op basis daarvan overeenkomsten en hiaten tussen bronnen opstellen.
Je kunt de betrouwbaarheid van bronnen meenemen in een samenvatting van verschillende bronnen.
Je kunt uit een bronnenonderzoek een logische onderzoeksvraag opstellen.
Plan van aanpak
Het literatuuronderzoek bestaat uit een aantal fases.
1) Het verzamelen en beoordelen van bronnen.
2) Het analyseren van de bronnen en de belangrijkste inhoud samenvatten en daaruit overeenkomsten en verschillen tussen bronnen duidelijk maken. Het is zaak hier alleen verder te gaan met de de in stap 1 als bruikbaar beoordeelde bronnen. Zaken die overeenkomen tussen bronnen geven aan dat iets goed onderzocht is en er consensus over lijkt te zijn (ze zijn het eens), als er verschillen zijn is dat dat een interessant startpunt voor vervolgonderzoek en dus je onderzoeksvraag. Soms kom je erachter dat er met de bronnen die je hebt gevonden bepaalde onderwerpen niet aan de orde komen. Dat kan betekenen dat jouw bronnen niet volledig genoeg zijn, of dat iets nog niet (goed) onderzocht is. In beide gevallen geeft ook dit je een mooi aanknopingspunt voor vervolgonderzoek. Deze stap is de moeilijkste stap.
3) Een onderzoeksvraag beschrijven die een logisch gevolg is van stap 2.
Een onderzoeksvraag is namelijk ook een gevolg van literatuuronderzoek. Door een onderzoeksvraag te laten volgen uit uitgebreid literatuuronderzoek zorg je dat je vraag past bij de reeds aanwezige literatuur en op een solide basis gebouwd wordt. Je moet dus pas aan het eind over een onderzoeksvraag gaan nadenken die naar boven komt uit je analyse in stap 2.
Activiteiten
Je analyseert met een 3-tal leerlingen 15 bronnen. Voorbeelden van onderwerpen zijn:
Deze onderwerpen zijn interessant omdat er ook veel onbetrouwbare bronnen over bestaan en je dus echt kritisch moet zijn.
Les 1: Tijdens de eerste les wordt de opdracht uitgelegd en ga je aan de slag met deel 1. Aan het begin van les 2 moet deel 1 zoveel mogelijk af zijn, want dan kun je dat laten beoordelen zodat je goed verder kunt met stap 2.
Les 2: Tijdens de 2e les ga je aan de slag met stap 2. Je vraag feedback aan de docent op je werk tot dan toe, en verbetert eventueel je beoordelingen van stap 1. Nadrukkelijke tip: vraag ook feedback aan je klasgenoten (zeker aan hen die net feedback van ons hebben gehad).
Les 3: Je zorgt dat je aan het begin van de derde les (in ieder geval een deel) van fase 2 afgerond hebt. Dat zorgt ervoor dat je om feedback kunt vragen over jouw werk tot dan toe, en zeker weet dat als je doorwerkt je dit baseert op goed werk. Je gaat in deze les zorgen dat je een onderzoekvraag formuleert die een logisch gevolg is op je analyse van deel 2. Deze vraag moet dus niet al van tevoren vastliggen. Als de link tussen je analyse van deel 2 en je onderzoekvraag niet logisch is (de onderzoeksvraag lijkt uit de lucht te komen vallen) dan wordt je literatuuronderzoek afgekeurd.
Les 4: Tijdens deze laatste les ga je het literatuuronderzoek van een andere groep beoordelen (jullie wisselen uit). Dat betekent dus dat je zoveel mogelijk klaar moet zijn (iets wat niet af is kun je geen feedback op krijgen). Bij twijfel over of iets goed genoeg is, zijn de docenten beschikbaar. Hierdoor zorgen jullie er met elkaar voor dat het werk een goed niveau heeft. Tijdens deze les gebruiken jullie de rubric uit de opdracht als leidraad (staat in Teams).
Belangrijk: de onderzoeksvraag is het eindpunt. Je hoeft deze niet te beantwoorden. Sterker nog, als je de onderzoeksvraag al kunt beantwoorden op basis van je literatuuronderzoek, is hij niet nuttig meer.
