Staat en natie vallen niet samen
De Russische Federatie is een staat, waarin veel verschillende volken wonen. Staat en natie vallen niet samen. En in het geval van de Russische Federatie leidt dat soms tot het streven naar meer autonomie. In enkele gevallen gaat het ook nog verder en ontstaan er territoriale conflicten. Vooral in gebieden waar mensen het gevoel hebben niet 'vrij' te zijn en onderdrukt worden.
Redenen voor territoriale conflicten
De Russische Federatie is een enorm groot land. Van Vladivostok in het oosten van Rusland naar Pskov in het westen is hemelsbreed meer dan 6750 kilometer. Met een centrale overheid ver weg is het niet zo gek dat veel inwoners, met name de etnisch niet-Russen, zich meer bij hun eigen volk of gebied betrokken voelen dan bij het verre Moskou. Die regionale gevoelens, waarbij mensen een gedeeltelijke zelfstandigheid willen, noemen we regionalisme.
Er zijn drie redenen waarom regionalisme ontstaan is in de Russische Federatie:
1. Sociaal-economische positie: je leerde al dat minderheden achtergesteld worden in de Russische Federatie. Ondanks de forse economische groei van de Russische Federatie sinds de eeuwwisseling, is de welvaart van minderheden nauwelijks verbeterd. Er is veel armoede en weinig werk, vooral in de gebieden die verder weg liggen van het economische hart van het land;
2. Etnische verschillen: veel minderheden zijn een andere etnische groep dan de Russen en proberen hun eigen taal, cultuur, tradities en religie in stand te houden;
3. Religieuze verschillen: de Russische Federatie is overwegend niet-gelovig, een overblijfsel van de communistische periode waarin religie officieel verboden was. Oorspronkelijk was de bevolking vooral orthodox-christelijk. Maar aan de randen van de Russische Federatie komen ook andere religies voor. De meeste inwoners van de Kaukasus zijn bijvoorbeeld moslim en er zijn ook gebieden met boeddhistische minderheden.
Hoe gaat de Russische Federatie om met regionalisme?
De federale overheid wilde na het uiteenvallen van de Sovjetunie voorkomen dat nog meer gebieden de Russische Federatie zouden verlaten. Om te voorkomen dat minderheidsgroepen zich zouden willen afscheiden in zelfstandige staten, werd hen veel autonomie gegeven. Ze kregen een eigen overheid met een groot mandaat om zelfstandig te kunnen beslissen over veel lokale zaken. Maar de vraag is in hoeverre de minderheden ook daadwerkelijk autonomie hebben gekregen binnen de Russische Federatie. De politiek van russificatie is namelijk erg effectief geweest.
Al in de tijd van de tsaren werden Russen gestimuleerd om naar de gebieden te migreren waar veel minderheden wonen. Als gevolg daarvan vormen de minderheden ook in hun eigen regio een minderheid. Het zijn in de praktijk vaak deze Russen die in het bestuur van de autonome gebieden zitten. Van de oorspronkelijke bewoners wordt verwacht dat ze zich aanpassen aan de cultuur van de Russen. Ze spreken allemaal Russisch en kinderen krijgen in het Russisch les. De mensenrechten worden lang niet altijd gerespecteerd. Demonstraties zijn moeilijk en er is nauwelijks persvrijheid. Daardoor is er maar weinig speelruimte voor de minderheden. De russificatie heeft ook alles te maken met de sterke nationale gevoelens van de etnische Russen. Een doorsnee Rus is trots op zijn land, trots op zijn volk, trots op zijn cultuur en trots op de vlag. Die trots kun je ook omschrijven als nationalisme: het gevoel dat je eigen land beter is dan andere landen. Op dit moment wordt het Russische nationalisme vooral beïnvloed door uiterst rechtse groeperingen. Niet-blanken, homoseksuelen, feministen en activisten moeten het daarbij ontgelden.
Via russificatie exporteert de federale overheid dit nationalisme naar de autonome gebieden en bestrijdt zo het regionalisme van de minderheden.