Oppervlakte
Op de basisschool heb je geleerd dat je de oppervlakte van een rechthoek berekent door de formule oppervlakte rechthoek = lengte ⋅ breedte.
Hieronder bekijken we een voorbeeld waarbij we de oppervlakte van een rechthoek berekenen.
Voorbeeld 1
Oppervlakte rechtoek = 4 ⋅ 10 = 40 cm2.
Voorbeeld 2
Oppervlakte rechthoek = x ⋅ (y + 3) = x(y + 3) = xy + 3x
Je ziet bij voorbeeld 2 dat er haakjes om de y + 3 zijn gezet. De y en de 3 zitten aan elkaar vastgebakken, zoals een eier en een dooier in een omelet. Je mag de y en de 3 dus niet van elkaar scheiden en je bent verplicht om haakjes te noteren.
Omtrek
Ook heb je geleerd hoe je de omtrek van een rechthoek berekend, namelijk door alle zijdes bij elkaar op te tellen. Ik gebruik hieronder dezelfde voorbeelden als bij de oppervlakte:
Voorbeeld 1
Omtrek rechthoek = 4 + 10 + 4 + 10 = 28 cm
Voorbeeld 2
Omtrek rechthoek = y + 3 + x + y + 3 + x = 2x + 2y + 6
Je ziet dat je bij het berekenen van de omtrek van een rechthoek geen haakjes hoeft te gebruiken.