Prijselasticiteit van de vraag

De vraagvergelijking

Het is je gelukt om het deel van 'vraag en aanbod' te begrijpen. Dat is natuurlijk geweldig! Nu gaan we naar de volgende doelen:

- Definities van prijselasticiteit kunnen benoemen

- Prijselasticiteit kunnen uitrekenen en uitkomsten kunnen verklaren

Het systeem van vraag en aanbod liet zien dat een prijs vanzelf tot stand moet komen doordat consumenten en producenten hun gedrag gaan aanpassen. Als er bijvoorbeeld te veel vraag was naar een product dan stegen de prijzen. Consumenten zijn dan bereid om meer voor een product te gaan betalen omdat er nou eenmaal niet veel te verkrijgen zijn.

Maar in dit volgende deel gaan we echt over tot het hoofdonderwerp van dit arrangement, namelijk de prijselasticiteit van de vraag. Het vorige deel ging over vraag en aanbod. Nu laten we het 'aanbod' even aan de kanten liggen en gaan we verder op de vraag. Diezelfde vraag waar we het in het eerste blok dus ook over gehad hebben. 'Wat zal er gebeuren met de vraag als de prijzen gaan dalen?' en 'gaan we minder producten kopen als de prijzen gaan stijgen?

Dat zijn de zaken die we samen gaan behandelen, hieronder een afbeelding die een vraagvergelijking laat zien. Hierin kun je het effect van een prijsverandering zien en hoe de vraag daar dus op reageert.

Hierboven in de afbeelding staat dus zo'n vraagvergelijking en daaruit valt iets op af te lezen. De vraaglijn loopt naar beneden en dat is niet voor niks. Zoals je bij de hotspots kunt lezen is dat wanneer de prijs omlaag gaat de vraag juist omhoog gaat. De vraagverandering (het gevolg) gaat juist het tegenovergestelde doen van de prijsverandering (de oorzaak).

We noemen dit proces van de tegenovergesteldheid een negatief verband. Dit negatieve verband is tussen de prijs van een product en de vraag naar een product gelijk te zien, want als de prijs van een product daalt, zal de vraag naar het product stijgen (en andersom).
De prijselasticiteit van de vraag, de maatstaf voor dat verband, zal dus ook normaal gesproken negatief zijn.
Bij de prijselasticiteit van de vraag gaat het dus om de mate waarin de vraag naar een product reageert op een prijsverandering van dat product (in procentuele veranderingen).

Maar om te kijken hoe dat precies in zijn werk gaat en hoe we dat gaan uitrekenen moeten we verder kijken. De reactie van de vraag op een prijsverandering is namelijk niet bij elk product hetzelfde. Dat gaan we in het volgende deel duidelijk maken.

 

Prijselasticiteit uitrekenen

We vragen ons af op welke manier de gevraagde hoeveelheid van een bepaald goed afhankelijk is van de prijs van dat goed. Daarbij gaan we ervan uit dat de andere factoren onveranderd blijven. We gaan dus uit van de zogenaamde ceteris-paribus-voorwaarde.

In het algemeen geldt dat bij hoge prijzen de gevraagde hoeveelheid klein is en bij lage prijzen groot is. Bij hoge prijzen kan men- bij een bepaald budget- immers minder kopen dan bij lage prijzen. Dit verband tussen de prijs van een goed en de gevraagde hoeveelheid hebben we kunnen weergeven met behulp van een vraagvergelijking. De collectieve vraagvergelijking geldt voor alle consumenten tezamen. In het vervolg bedoelen we dan ook altijd de collectieve vraagvergelijking. De individuele vraagvergelijking laten we nu even buiten beschouwing. Bij de prijselasticiteit van de vraag gaat het tussen 2 factoren: de prijs en de vraag. Door een prijsverandering kan er wat aan de vraag veranderen. Het begint dus bij de prijs, dus dat is de oorzaak van de situatie. Vervolgens treedt er vanuit daar een verandering in de vraag op, dat is dus het gevolg.

De prijselasticiteit van de vraag rekenen we met de volgende formule uit:

 

 

We delen dus de procentuele verandering van de vraag door de procentuele verandering van de prijs. Ook wel het delen van het gevolg door de oorzaak. Maar een prijsverandering heeft niet altijd dezelfde vraagverandering als gevolg. Als de vraaglijn dus minder steil gaat lopen kun je zien dat er bij een prijsverandering een groter veschil optreedt op de x-as. Dan is het product dus elastisch. We onderscheiden de volgende soorten uitkomsten hieronder voor je:

 

Als de waarde van de prijselasticiteit kleiner is dan -1 , is er sprake van een sterk negatief verband:
bij een prijsstijging gaat de consument veel minder van het product kopen: de %ΔQv > %ΔP.
De vraag reageert meer dan evenredig
op de prijs. Voorbeeld: Een vakantie, wanneer de prijzen daarvan zullen stijgen zal de vraag procentueel nog meer gaan dalen. Het is een typisch luxe goed en daarom gaan mensen daar snel op besparen.

 

Indien de waarde van de prijselasticiteit tussen de -1 en de 0 ligt, is er sprake van een zwak negatief verband:
bij een prijsstijging gaat de consument wel minder van het product kopen, maar de %ΔQv < %ΔP.
De vraag reageert minder dan evenredig op de prijs. Een voorbeeld: Melk, wanneer de prijzen zullen stijgen van dit product gaan mensen niet gelijk veel minder melk kopen. Het is een typisch noodzakelijk goed dat behoort tot de basisproducten. Basisgoederen hebben gewoonlijk een inelastische vraag.

 

Bij een volkomen inelastische vraag reageert de vraag niet op een verandering van de prijs.
Consumenten blijven ook na een prijsverhoging net zoveel kopen als voorheen.Het maakt niet uit hoe groot de prijsverandering is. Vermenigvuldigd met 0 (Ev) levert de uitkomst 0 op. De vraag zal dus niet veranderen. Voorbeeld: Medicijnen, dit zijn goederen die altijd nodig hebt. Ook als de prijzen zullen stijgen zal je het medicijn moeten aanschaffen omdat je dat nou eenmaal nodig hebt. De reactie op een prijsverandering is dan nul.

Heb je het begrepen? Test het even hieronder voordat je naar de tussentoets gaat!

Ook bij dit blok ben je eindelijk tot het einde gekomen. Ook hier is het weer tijd voor een tussentoets om te kijken of je alles hebt begrepen. Zorg voor een lekker snel verloop door dit arrangement. Het enige wat je daarvoor nodig hebt is die voldoende! Succes!