Verhalen worden altijd verteld door iemand. Degene die het verhaal vertelt heet de verteller, verzonnen door de schrijver . Onthoud wel dat de verteller dus nooit dezelfde persoon is als de schrijver van het verhaal!
Vaak is de verteller een ik, een hij of een zij.
In een verhaal met een ik-verteller is er een ik-figuur die beschrijft wat hij/zij meemaakt of heeft meegemaakt. Je weet alleen niet hoe de anderen denken over de ik-persoon. Je weet dus evenveel als de ik.
In een verhaal met een hij- of zij-verteller is er een hij- of zij-figuur door wiens ogen je de gebeurtenissen meemaakt. De schrijver schrijft het verhaal in de hij-of in de zij-vorm. De meeste boeken zijn vanuit dit vertelperspectief geschreven. De verteller is niet aan te wijzen. Het verhaal ontrolt zich als het ware vanzelf.
+++
In een verhaal is een alwetende verteller die commentaar geeft op de gebeurtenissen. Deze alwetende verteller doet niet mee in het verhaal en kent alle gevoelens en gedachten van de personages. Hij leidt jou als lezer als het ware door het verhaal heen: hij introduceert nieuwe personages, legt bepaalde zaken uit die de lezer niet zo kunnen begrijpen, geeft commentaar op bepaald gedrag, enzovoort. Bijvoorbeeld: Meneer Zwart, een akelig mannetje, liep naar huis en wist nog niet wat hem te wachten stond. - Voordat we verder gaan, zal ik u eerst vertellen hoe het kon gebeuren dat meneer Zwart zo’n naar mannetje is geworden. Verhalen met zo’n perspectief zijn vooral in de negentiende eeuw geschreven, tegenwoordig wordt deze manier van vertellen niet echt meer gebruikt.