Paragraaf 4 - Op vakantie naar het buitenland

Leerdoelen paragraaf 4 – Op vakantie naar het buitenland

Je moet weten:

 

Steeds meer Nederlanders gaan vaker en verder weg. Een vakantie naar het buitenland is heel normaal. Niet alleen in Europese landen maar overal op de wereld ontmoet je Nederlandse vakantiegangers.

 

Korte en lange vakanties

Figuur 8

Er is een verschil tussen korte en lange vakanties (zie figuur 8). Bij een korte vakantie ben je een tot drie nachten weg. Bij een lange vakantie ben je minstens vier nachten van huis.

Lange en korte vakanties verschillen ook vaak wat betreft de bestemming. Iemand die op vakantie naar Thailand of Peru gaat, doet dat niet voor drie of vier dagen. Daar trekt hij al gauw twee weken of langer voor uit. Voor een korte vakantie is het binnenland meer geschikt.

 

Pullfactoren en vakantiebestemmingen

Net als bij emigratielanden kun je ook bij vakantiegebieden de geode eigenschappen pullfactoren noemen.

De Alpen zijn zo’n aantrekkelijk vakantiegebied omdat het landschap en de natuur er voor Nederlanders zo bijzonder zijn. Landschap is alles wat je ziet als je over een gebied uitkijkt. Het planten- en dierenleven vormen samen de natuur.

Hou je van zon, zee en warmte dan zijn bijvoorbeeld de Nederlandse Antillen een prima vakantiebestemming. Het klimaat is dus een belangrijke pullfactor. Gebieden met kou en sneeuw zijn vaak erg geschikt voor een wintervakantie.

Ook de cultuur is een pullfactor. Veel mensen houden ervan om in hun vakantie musea, kerken en kastelen te bezoeken. Grote steden als Parijs, Barcelona, Londen en Rome trekken daardoor elk jaar miljoenen toeristen.

Veel populaire vakantiebestemmingen hebben een combinatie van mooie landschappen, een lekker klimaat en een interessante cultuur.

 

Vakantie: meer, vaker en verder

Steeds meer Nederlanders gaan op vakantie. Ook gaan ze gemiddeld vaker met vakantie en ze gaan steeds verder weg. Hoe komt dat?

Op vakantie gaan is een dure grap. Maar Nederlanders zijn welvarend en hebben daardoor geld genoeg om er op uit te trekken. Ook hebben Nederlanders steeds meer vrije tijd. In 1919 kregen Nederlandse werknemers een vrije zaterdagmiddag. Een vrije zaterdag kwam er in 1960. Pas in 1966 kwam er een wet waarin staat dat iedereen recht heeft op vakantie. Behalve een vijfdaagse werkweek heeft iemand nu al gauw zo’n dertig vrije dagen per jaar. Daar kun je ook nog eens op uit gaan!

Tegenwoordig kun je veel sneller van de ene plaats naar de andere reizen. Er zijn betere wegen en snellere vervoersmiddelen. Auto’s en vliegtuigen hebben ervoor gezorgd dat verre bestemmingen steeds sneller bereikt kunnen worden. De relatieve afstanden zijn daardoor veel korten dan vroeger.