Elk levend wezen bezit eigenschappen. Er zijn zichtbare eigenschappen, zoals de vorm van je neus of de kleur van je ogen. Er zijn ook onzichtbare of inwendige eigenschappen, bijvoorbeeld de vorm
van je darmen.
In hoofdstuk 1 heb je geleerd dat in iedere cel een celkern zit. In de celkern zitten chromosomenparen en op die chromosomen zitten de genen. Voor één eigenschap, bijvoorbeeld de kleur ogen, kun je meerdere varianten hebben van het desbetreffende gen. Zo'n variant noem je een allel.
Chromosomen zijn voor te stellen als lange strengen. Ze bestaan uit een stof die we DNA noemen. In het DNA zit de code waarin onze erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd. DNA is de afkorting van het Engelse Desoxyribo Nucleic Acid, in het Nederlands desoxyribo-nucleïnezuur.
Opdracht 14
Hoe zat het. Geef voor de onderstaande begrippen aan wat ze betekenen
In de lichaamscel van mensen bevinden zich in de celkern 46 chromosomen. Dat is zo in spiercellen, haarcellen, wangcellen, botcellen, enzovoort. Als je die 46 chromosomen rangschikt zie je dat er steeds twee bij elkaar horen. Je zegt daarom vaak dat een cel 23 paren chromosomen bevat.
Een verzameling chromosomen wordt wel een karyogram of chromosomenportret genoemd.
Je ziet een karyogram van een vrouw (links) en een karyogram van een man (rechts).
Beide hebben 46 chromosomen.
De laatste twee chromosomen in het karyogram zijn de geslachts-chromosomen. De geslachtschromosomen van een vrouw bestaan uit twee X-chromosomen. Een man heeft één X-chromosoom en één Y-chromosoom (zie karyogram hiernaast).
Lichaamscellen delen voortdurend en hierdoor ontstaan nieuwe cellen. Je kunt hierdoor groeien en eventuele schade wordt hersteld.
De mitose (kerndeling of gewone celdeling) is het proces waarbij de chromosomenparen in paren uit elkaar gaan. Een kern kan niet zomaar in tweeën worden gedeeld. Lichaamscellen met 46 chromosomen bevatten ook na het delen 46 chromosomen. De chromosomen worden eerst verdubbeld en daarna over beide cellen verdeeld.
Bekijk hiernaast hoe de gewone celdeling (mitose) verloopt.
Een gemiddelde celdeling duurt bij een mens ongeveer 20 uur. Het duurt dan wel even voordat je een mens hebt die uit ongeveer 100.000.000.000.000 (= 100 biljoen) cellen bestaat. In de spiercellen, haarcellen, wangcellen, botcellen, enzovoort van een mens bevinden zich dezelfde 46 chromosomen. Deze cellen zijn allemaal ontstaan door gewone celdeling of mitose.
Er is echter één soort cellen die geen 46 chromosomen bevat, namelijk de geslachtscellen. Geslachtscellen bevatten 23 chromosomen. Van ieder chromosomenpaar bevindt zich er één in de geslachtscellen.
De celdeling waarbij geslachtscellen ontstaan, noem je meiose ofwel reductiedeling.
Bij een bevruchting smelten de geslachtscel van een man (zaadcel) en de geslachtscel van een vrouw (eicel) samen. De cel die ontstaat bij de bevruchting heeft weer het normale aantal van 46 chromosomen.
De reductiedeling of meiose bestaat uit twee stappen.
Opdracht 15
Maak de juiste combinaties
1) Draad in de celkern | A) DNA |
2) Wenteltrapachtig molecuul | B) cytoplasma |
3) Buitenste laag van de cel | C) celmembraan |
4) Vloeistof in de cel | D) Chromosoom |
Opdracht 16
Mensen verschillen van elkaar doordat de erfelijke eigenschappen in het DNA verschillen. Toch zijn de meeste eigenschappen onderling gelijk, zo heeft iedereen een neus, longen, tenen enzovoort.
Opdracht 17
Bekijk figuur 11, beantwoord de vragen
Opdracht 18
Snorkels
Snorkels hebben per celkern twee paar autosomen en 1 paar geslachtschromosomen. Bij de snorkels hebben vrouwen een X- en een Y-chromosoom en de mannen twee X-chromosomen.