Plundertochten

De Vikingen waren enorm felle vechters. Met hun schepen konden ze bijna overal komen.

De Vikingen kwamen in vele landen:
Groenland, New Foundland (Amerika), Frankrijk. Engeland, Ierland, turkije, Spanje, Italiƫ, Rusland, Ijsland.
De Vikingen kwamen ook in Nederland: in het plaatsje Dorestad. Dat lag toen in de provincie Utrecht. Het heet nu Wijk-bij-Duurstede.

Dat ontdekken van andere landen ging meestal samen met veroveringen en plunderingen! Hun tactiek bestond uit onopvalled aan
te vallen, meestal in kleine benden. Alles wat ze op hun weg tegen kwamen vernielden ze. En vervolgens namen ze alle belangrijke schatten en bezittingen mee.

De Vikingen namen niet het hele land in beslag, maar slechts een klein stukje: meestal het stuk land aan de kust, omdat ze daar aan land kwamen.

Na de eerste brute, wilde aanvallen veranderde het patroon van de strooptochten.
De invallen namen toe en werden beter voorbereid.
Ook bleek dat veel Vikingen niet meer alleen voor de buit kwamen.
Sommigen vestigden zich op de vruchtbare grond aan de kust en langs de rivieren. Ze bewerkten het land en trouwden met meisjes uit de buurt.

In de 9de eeuw namen de rooftochten in Europa af, omdat de mensen zich beter tegen de Vikingen gingen verdedigen.
Zo rond het jaar 1000 waren bijna alle Vikingen Christen geworden.
Daarom gingen ze minder vaak op plundertocht, want ze wilden niet hun mede-Christenen aanvallen.
Verder hadden de Vikingen zich rond het jaar 1000 verdeeld in vele verschillende groepen. Die groepen gingen nu elkaar aanvallen! Ze plunderden elkaars dorpen en staken die in brand. Ze waren nu geen bedreiging meer voor andere volken. Zo kwam er een einde aan het tijdperk van de Vikingen.