antwoorden opdracht 4 blz. 13
1. Waar. (overigens hoef je voor je examen nu het verschil tussen onderschikkend en nevenschikkend niet meer te weten, dus goed om even in te verdiepen, maar niet heel erg belangrijk)
2. als een argument een hoofdargument ondersteunt.
3. met signaalwoorden of signaalzinnen (daarentegen, toch vindt de tegenpartij...)
4. meervoudige argumentatie en nevenschikkend.
5. informeren en motiveren (uitdagen/prikkelen)
6. De schrijver moet deskundig zijn en zo objectief mogelijk, evenals gebruikte bronnen.
opdracht 5
1. inleiding = alinea 1. slot = alinea 8
2. aanleiding tot schrijven geven en hoofdgedachte (of stelling) weergeven.
3. vanaf alinea 5: een bloemlezing van argumenten van tegenstanders (regel 37 - 40)
4. a. alinea 2 t/m 4. b. bijvoorbeeld: discussie.
5. a. alinea 5 t/m 7: b. bijvoorbeeld argumenten van tegenstanders.
6. stelling: scholen kunnen best regels instelling voor kleding.
argumenten: vanwege identiteit en om orde te handhaven.
7. a. alinea 5 en 6.
7.b.
tegenarg: spelen er....het schooluniform (r. 38-40)
weerlegging: natuurlijk. leerachterstanden.....wegen aan. (r. 40 - 44)
tegenarg. Verder...vernederend. (r. 44 - 45)
weerlegging: Onzin. in Italiƫ....bepaalde kleur (r. 45 - 47)
tegenarg. Ook ...egalitair zijn( r. 47)
weerlegging: ach....verdrietig maken (r. 47 - 52)
8. De schrijver voert nog een argument aan; het voorkomt pesten.
antwoorden opdracht 6
1. de schrijver vertelt een anekdote
2. a alinea 1 t/m 4
b. B en D
C. r. 26-27
r. 29-30 Een uniform -..school
r. 36 - 37
b. r. 29-30 Een uniform ... school
c. de auteur noemt dit waarschijnlijk en gebruikt geen tegenargumentatie
4.a ondergeschikte
b. hij gebruikt een sub-argument
5. B
6. samenvatten en concluderend.
7. structureren en motiveren
8. De invoer van schooluniformen is niet zinvol, want pubers worden hiermee ontwikkeld in hun ontwikkeling.
9. voor-en nadelenstructuur en bewering-argumentatiestructuur
10 en 11. Beide teksten/titels hebben een mening/ zijn dus overtuigend.
opdracht 7.
1. want-type; laatste stuk is argument
2. enkelvoudige argumentatie
2. a toelichting
2.b. stelling
2.c precisering
3. a. r. 44 - 46 Het is....je belastingaangifte.
b. vergelijkend
4. a. alfa van hun omega en bloed van hun aderen.
b. metaforen
4.c. De schrijver wil duidelijk maken dat leerlingen centraal staan
5 a. overtuigend (eventueel activerend)
b. betoog
c. ingezonden brief
6. De school moet beter communiceren met de leerlingen, zodat de leerlingen beter worden voorbereid op de maatschappij