Herhaling klas 2

Het onderwerp van een tekst geeft aan waar de tekst over gaat. Wat het onderwerp van een tekst is, kun je vaak met één of enkele woorden zeggen.

Wat zijn deelonderwerpen? Het onderwerp van de hele tekst wordt verdeeld in deelonderwerpen. Zo kan een tekst over natuurgeweld verdeeld zijn in de vier deelonderwerpen: overstromingen, aardbevingen, orkanen en vulkaanuitbarstingen. Bij een nieuw deelonderwerp begint vaak een nieuwe alinea. Een deelonderwerp kan echter zo uitgebreid worden besproken, dat er meer dan één alinea aan wordt besteed.

De hoofdgedachte van een tekst is een samenvatting van de tekst in één volledige zin. De hoofdgedachte geeft antwoord op de vraag: Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?

Waar staat de hoofdgedachte? Om de hoofdgedachte van de tekst te vinden, lees je meestal de titel, eerste en de laatste alinea van de tekst. In de eerste alinea geeft de auteur vaak aan waar hij het over gaat hebben. In de laatste alinea vind je vaak de conclusie van de auteur.

Wat is een alinea? In een alinea wordt een deel van het onderwerp besproken. Daarom noem je een alinea ook wel een deelonderwerp. In het examen zijn de alinea’s altijd genummerd. Elke alinea heeft altijd één kernzin.

Wat is een kernzin? Een kernzin is de belangrijkste zin van een alinea, het bevat een hoofdzaak. In de kernzin staat vaak een kernwoord dat iets met het onderwerp van de tekst te maken heeft. Er is per alinea altijd maar één kernzin. Alle andere zinnen zijn een toelichting of een uitwerking of een verklaring, etc. Kernzinnen bevatten geen opsommingen, citaten en voorbeelden.

Waar staan kernzinnen? Kernzinnen hebben meestal vaste plekken. Bij de inleiding en bij het slot staan ze meestal een beetje aan het einde van de alinea. In de alinea’s van het middenstuk staan ze meestal een beetje aan het begin van de alinea’s.

Welke tekstdoelen en tekstsoorten kennen we?

A. Activeren (tot handelen aansporen): De lezer moet iets gaan doen.
Tekstsoorten: activerende tekst, zoals: pamflet, open brief, reclame/advertentie, recensie

B. Amuseren: De schrijver wil dat de lezer geniet van de tekst. Alle verzonnen teksten vallen hieronder.
Tekstsoorten: amuserende tekst, zoals: gedicht, column, verhaal, opstel, liedtekst, cabarettekst, sprookje, roman (leesboek)

C. Informeren: De schrijver geeft alleen maar informatie.
Tekstsoorten: informerende tekst, zoals: nieuwsbericht, logboek, notulen, encyclopedietekst

D. Overtuigen: De schrijver wil dat de lezer zijn mening overneemt.
Tekstsoorten: overtuigende tekst, zoals: betoog, ingezonden brief, commentaar, achtergrondartikel, column, recensie

E. Instrueren: De schrijver wil de lezer uitleggen hoe de lezer iets moet doen.
Tekstsoorten: instruerende tekst, zoals: handleiding, recept