Samenvatting

Fictie:

Personages: 

Sfeer:

Tijd:
1 De tijd waarin het verhaal zich afspeelt.
2 Chronologisch of niet-chronologisch
3 Tijdsduur

Verteller:
► de alwetende verteller
► de personale verteller
► de ik-verteller

Leesvaardigheid

Alle tekstverbanden op een rij:

tekstverband

signaalwoord

voorbeeld

opsommend ook, tevens, bovendien, ten eerste, ten tweede, daarnaast We hebben Nederlands van meneer Jansen. Daarnaast hebben we Engels van mevrouw Termeer en Duits van meneer Veldman.
tegenstellend maar, echter, toch, daarentegen Ik ben van mening dat we met deze lessen moeten stoppen, maar daar denkt mijn collega anders over.
chronologisch eerst, daarna, toen, vroeger, nu, later We begonnen met een handjevol leerlingen. Daarna meldden zich een aantal klassen. Nu is ons gebouw al te klein.
oorzakelijk doordat, waardoor, daardoor Mijn familie kwam in een lange file terecht. Daardoor kwamen zij te laat op mijn verjaardag.
voorwaardelijk als, indien, tenzij, mits Als jij alles voor mij inpakt, koop ik iets lekkers voor onderweg.
vergelijkend zoals, evenals, beter dan, net als Net als in Amerika gaan ook in Europa steeds meer mensen naar fastfoodketens.
redengevend daarom, omdat, want, immers Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.
doel-middel om te, zodat, opdat Mijn buurman volgt een cursus Engels, zodat hij de kans op een internationale carrière vergroot.
concluderend dus, daarom, concluderend Het is dus belangrijk om regelmatig je huiswerk te maken.

 

Functieswoorden

Functiewoorden geven aan wat de taak is van een tekstgedeelte ten opzichte van een ander tekstgedeelte.

Een inleiding kan de volgende functies hebben:

Het middenstuk heeft de functie dat er nader op het onderwerp wordt ingegaan. Door middel van uitspraak-verklaring, uitspraak-toelichting, voorbeeld, uitwerking, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, probleem-oplossing, mening-argument, etc.

Een slotalinea kan de volgende functie hebben:

Antwoorden woordenschat: Geveinsde spijt

1 onoprecht – niet serieus gemeend
2 spijtbetuiging – nadrukkelijke erkenning dat je ergens spijt van hebt
3 bemiddelt – komt tussen beide
4 inlevingsvermogen – de capaciteit om je in iemands problemen en situatie in te leven
5 over de schreef gaat – de wet overtreden
6 onthutsend – verbijsterd
7 teneinde – (met de bedoeling) om
8 gedupeerde – slachtoffer
9 in hun maag zitten – een probleem hebben, (hier) spijt hebben van
10 bleven in gebreke – lieten na wat eigenlijk wel gedaan zou moeten worden (bijvoorbeeld omdat het beloofd is)
11 geveinsd – gespeeld
12 milder – zachtaardiger
13 aard – karakter
14 getuigt van – blijk geven van
15 vonnis – beslissing/uitspraak van de rechter
16 voorwaardelijke straf – straf die pas wordt uitgevoerd als de veroordeelde zich niet aan de gestelde voorwaarden houdt.
17 doorgewinterde – zeer ervaren
18 door het stof gaat – veel spijt betuigt, vele excuses maakt
19 predikaat – eervolle toevoeging
20 ontraden – iemand zeggen om iets niet te doen, afraden

Vaste combinaties: Sommige werkwoorden vormen een vaste combinatie met een zelfstandig naamwoord, bijvoorbeeld: hulp bieden aan, aandacht besteden aan, een gesprek voeren, een voorstel doen, het onderspit delven, met de eer strijken, een toontje lager zingen, de plank mis slaan, iemand een warm hart toedragen, het hoofd breken, berouw tonen, een beslissing maken, in dubio staan, geen hout snijden, iets volledig in de as leggen, zijn tol eisen, de toon zetten, het loodje leggen, enz.

Contaminatie: een verhaspeling van twee begrippen. Voorbeelden: 'Die koffer weegt zwaar' en 'Dat kost duur'.

Beeldspraak

Met figuurlijk taalgebruik bedoelen we dat je iets zegt of schrijft dat je niet letterlijk moet nemen.
Bij letterlijk taalgebruik zeggen of schrijven we precies wat we bedoelen.

Vergelijking

Je vergelijkt iets met iets anders (het beeld) omdat er overeenkomst is. Het beeld wordt ingeleid door ‘als’ of een vorm van het werkwoord ‘lijken’. Bijvoorveeld: Hij is zo koppig als een ezel.

Metafoor

Een metafoor lijkt op een vergelijking, maar nu noem je alleen het beeld. Het woordje 'als' of 'lijkt' staat nu niet in de zin. Bijvoorbeeld: Vrijdag maakte ik mijn huiswerk in een zwijnenstal, maar zaterdag toverde mijn moeder mijn kamer om tot een paleis.

Leer de volgende moeilijke woorden goed schrijven:
allochtonen, architectuur, bioscoop, cassière, charmeur, etnische, faillissement, financiën, gerenommeerde, halsstarig, irriteren, juridisch, prullaria, recessie, sollicitaties

Grammatica woordsoorten

Voegwoorden (VW): woorden als en, maar, of, want, als, dat enz. Het zijn verbindingswoorden. Ze verbinden zinnen of woorden met elkaar:

Een wederkerend voornaamwoord (wed.vnw.): een voornaamwoord dat bij een wederkerend werkwoord hoort.

Het wederkerende voornaamwoord verwijst terug naar het onderwerp.

Onderwerp                  Wederkerend
werkwoord                 
Wederkerend voornaamwoord               
Ik
Jij
U
Hij/zij
Wij
Jullie
Zij
schaam
schaamt
schaamt
schaamt
schamen
schamen
schamen
me
je
zich
zich
ons
je
zich

 

Een wederkerig voornaamwoord (wdg.vnw.) geeft aan dat meerdere personen tegelijkertijd een wederzijdse handeling verrichten: elkaar, mekaar, elkander