Zelfstandig gebruikte telwoorden

Met of zonder -n?

Telwoorden als alle(n), beide(n), dezelfde(n), enkele(n), sommige(n), weinige(n) en vele(n) schrijf je soms met -n en soms zonder -n.

Voorbeeld 1: Alle boterhammen zijn gesmeerd. Ze zijn alle in de pauze opgegeten.
Voorbeeld 2: De docent heeft vier leerlingen, die allen even slim zijn.

Bij beide voorbeelden is het woordje 'alle' in de eerste zin bijvoeglijk gebruikt. Een bijvoeglijk naamwoord schrijf je altijd zo kort mogelijk, dus zonder -n.
In de tweede zin is het woordje 'alle' zelfstandig gebruikt. In voorbeeld 1 slaat alle terug op de brieven. In voorbeeld 2 slaat allen terug op de leerlingen. En daar zit het verschil!

Je schrijft de -n achter allen, beiden, dezelfden, enkelen, sommigen, weinigen en velen als het zelfstandig gebruikt is en terugslaat op personen.

Let op: soms lijkt het woord zelfstandig gebruikt, maar is het een geval van samentrekking.
Bijvoorbeeld: In de middag eten alle leerlingen hun brood op. Sommige lunchen op school, sommige lunchen thuis.
(Achter 'sommige' kun je gewoon 'leerlingen' invullen: sommige leerlingen lunchen op school, sommige leerlingen eten thuis.)
Je schrijft in dit geval dus geen -n achter het woord.

Telwoorden als tientallen, honderden, duizenden en miljoenen schrijf je altijd met een -n.

Oefeningen:

Oefening 1: meerkeuze
Oefening 2: meerkeuze
Oefening 3: CambiumNED

 

Bekijk dit filmpje voor een duidelijke uitleg van meneer Kuijpers