Fictie

Ruimte

Waar het verhaal zich afspeelt, kan ook een functie hebben:
1. Concretisering:
- Gedetailleerd beschreven ruimte zodat de lezer een goed beeld ervan heeft.
2. Sfeer oproepen:
- Beschrijving van een ruimte zodat de lezer in de juiste stemming komt.
3. Contrast oproepen:
- Een gebeurtenis laten gebeuren in een tegenovergestelde sfeer van ruimte.
4. Relatie met thematiek:
- De ruimte staat in de sfeer van het thema.
5. Relatie met personage:
- De ruimte staat in de sfeer van een personage.
6. Weersomstandigheden:
- De ruimte staat in de sfeer van/typeert een gebeurtenis.
7. Symbolische betekenis:
- De ruimte staat symbool voor een gevoel/gedachte.

Tijd

In wat voor soort opbouw van tijd een verhaal is geschreven geeft een gevolg van aantrekkelijkheid, spanning en uitdaging.

Chronologisch en niet-chronologisch:
• Chronologisch: We hebben een begin en daarop gaat de tijd verder.
• Niet-chronologisch: We vallen in een verhaal en d.m.v. terugwijzingen of lange terugwijzigingen/flashbacks snappen we de gebeurde gebeurtenis.

Verteltijd en vertelde tijd:
• Verteltijd: De verteltijd is de tijd die nodig is (gebruikt wordt) om een verhaalgebeuren te vertellen. De verteltijd wordt gewoonlijk uitgedrukt in aantallen woorden, regels of bladzijden.
• Vertelde tijd: De vertelde tijd is de hoeveelheid tijd die verloopt vanaf het begin van een gebeurtenis of een reeks gebeurtenissen tot het einde ervan.