2H07.8 Opgaven ....................................................................................................
1 | Weerbericht |
Je luistert naar het weerbericht.
Volgens het weerbericht is de kans dat het morgen gaat regenen 40%.
Hoe groot is de kans dat het morgen niet gaat regenen?
2 | Een munt opgooien |
Je gooit een munt op.
De kans op kop is . Hoeveel procent is dat?
En hoe groot is de kans op munt?
Geef het antwoord als een breuk en als een percentage.
3 | Vaas met knikkers |
In een vaas zitten 10 knikkers: 4 rode en 6 blauwe.
Je trekt één knikker uit de vaas.
Hoe groot is de kans op een rode knikker?
Geef het antwoord als een breuk en als een percentage.
4 | Kaartspel |
Een volledig spel kaarten bestaat uit 52 kaarten*:
13 klaveren, 13 ruiten, 13 harten en 13 schoppen.
Je trekt een kaart uit een volledig spel.
Wat is de kans dat je een ‘harten’ trekt?
Wat is de kans dat je een '7' trekt?
Wat is de kans dat je een 'harten 7' trekt?
* Meestal zitten er ook nog 2 jokers in het spel. Die tellen we niet mee.
5 | Meerkeuzevragen |
Je hebt een toets.
De laatste twee vragen zijn vier-keuze-vragen.
Je gokt beide antwoorden.
Er zijn verschillende mogelijkheden:
AA | BA | … | … |
AB | BB | … | … |
AC | … | … | … |
AD | … | … | … |
Neem de tabel hierboven over en schrijf alle verschillende mogelijkheden op.
Hoeveel verschillende mogelijkheden zijn er?
Wat is de kans dat je beide vragen goed gokt?
6 | Dobbelsteen 1 |
Geef de antwoorden op de volgende vragen steeds als een breuk en als een percentage.
Rond als dat nodig is af op twee cijfers achter de komma.
Je gooit met een dobbelsteen.
Dat is de kans dat je 1 gooit?
Wat is de kans dat je een even aantal ogen gooit?
Wat is de kans dat je hoger dan 4 gooit?
7 | Viervlaks dobbelstenen |
Je werpt twee viervlaks dobbelstenen en telt de beide uitkomsten op.
Maak een schema en bepaal:
8 | Picnick |
Voor een picknick worden verschillende soorten broodjes en beleg meegenomen.
Er worden gekozen voor een zacht wit broodje, een hard wit broodje of een hard bruin broodje.
Als beleg kun je kiezen voor kipfilé en zalmsalade op de harde broodjes en op alle broodjes kun je jam en kaas krijgen.
Voor een groep gaan er in totaal 120 broodjes mee; van elke mogelijke combinatie worden evenveel broodjes belegd.
9 | Vaas met knikkers 1 |
In een vaas zitten drie kleuren knikkers: 6 rode, 11 blauwe en 7 groene.
Evelien heeft twee knikkers uit de vaas gepakt, een groene en een blauwe.
10 | Vaas met knikkers 2 |
Met dezelfde vaas met knikkers uit de vorige opgave doe je het volgende experiment:
je pakt een knikker uit de vaas, noteert de kleur en doet de knikker terug in de vaas.
Je doet dit in totaal 50 keer.
Hoe vaak verwacht je in dit experiment een groene knikker te pakken?
11 | Dobbelsteen 2 |
Je gooit met een dobbelsteen.
Hoe groot is de kans op een 'vier'?
Je gooit 600 keer met een dobbelsteen.
Hoe vaak verwacht je 'vier' te gooien?
Hoe groot is de kans dat je meer dan 'vier' gooit.
Je gooit 600 keer met een dobbelsteen.
Hoe vaak verwacht je meer dan 'vier' te gooien?
12 | Letters |
In elke taal geldt dat niet alle letters even vaak voorkomen in een tekst. In het Nederlands komt de letter 'e' het meest voor. In een tekst van 8000 letters komt gemiddeld 1000 keer de letter 'e' voor.
13 | Bril of contactlenzen |
Een ruime meederheid van de Nederlanders draagt een bril of contactlenzen.
In het diagram zie je per leeftijdsgroep hoeveel procent van de mensen een hulpmiddel gebruikt voor lezen of zien.
Je ziet dat in de leeftijdscategorie 40 tot 50 jaar 60% van de mensen een bril of contactlenzen heeft.
14 | Achtvlaks dobbelsteen |
Een 'gewone' dobbelsteen heeft 6 vlakken met daarop de getallen 1 t/m 6.
Een achtvlakdobbelsteen heeft 8 vlakken met daarop de getallen 1 t/m 8. Ieder getal heeft evenveel kans om boven te komen.
Roy gooit twee keer met een achtvlakdobbelsteen. Eén van de mogelijke worpen is (5,4). Dat betekent dat Roy de eerste keer 'vijf' gegooid heeft en de tweede keer 'vier'. De som is dan 9.