Bodemmateriaal dat na erosie wordt verplaatst, komt op andere plekken terecht en hoopt zich daar weer op. Dat proces heet sedimentatie. Dat gebeurt bijvoorbeeld door gletsjers en ijskappen. Materiaal – waaronder grote stenen – dat door het ijs wordt verplaatst, blijft aan de voorste begrenzing van het ijs liggen en vormt een morenenlandschap.
In de gematigde zone vindt sedimentatie vooral plaats langs rivieren.
Ook wind speelt een rol in de afzetting van materiaal. Wind neemt kleine deeltjes op en verplaatst ze over grote afstanden. Door wind ontstaan compleet nieuwe landschappen. Hoe dat in zijn werk gaat, lees je in de tekst ‘Duinen’.
Wind kan zand en stof, en vooral stof vanaf hun plek van oorsprong, over grote afstanden verplaatsen. Die plek van oorsprong ligt meestal in de aride zone. Maar voordat zand en stof een lange reis aanvangen, moet het eerst de lucht in.
Bekijk de video over een naderende woestijnstorm in Marokko.
Bekijk de video, waarin je ziet hoe een tornado het zand meeneemt.
Zodra in een gebied een groot aantal van deze stofduivels zijn ontstaan, vormen ze samen één grote storm die het opgewaaide zand en stof met zich meevoert. Ook als het in een gebied zonder vegetatie hard waait, neemt de wind stof en zand van de bodem mee.
Kijk nu naar de volgende video over hoe Saharazand in het Amazonegebied terechtkomt.