Op deze pagina staan een aantal situaties.
Lees de onderstaande regels goed door en voer vervolgens een gesprek met je partner.
Lies dir die Situationen durch. Lees de situatie.
Überlege dir eine passende Reaktion. Bedenk een passende reactie.
Suche einen Partner. Zoek een partner voor deze opdracht.
Spielt die Situationen auf Deutsch. Voer de gesprekjes in het Duits.
Tauscht auch die Rollen. Wissel ook van rol.
Arbeite bei den drei Teilen mit drei verschiedenen Partnern zusammen. Werk bij elk van de drie onderdelen met een andere partner samen.
Hört euch danach einige Minigespräche in der Klasse an. Luister daarna naar enkele gesprekjes in de klas.
Situatie 1. In het gastgezin
Tijdens een uitwisseling met een school in Duitsland logeer je bij je uitwisselingpartner.
Bij de maaltijden doen zich verschillende situaties voor waarin je op een gepaste manier in het Duits moet reageren.
Bij het ontbijt vraagt de gastmoeder: 'Was möchtest du trinken?' Zeg dat je graag melk (of jus d'orange, thee, koffie...) bij het ontbijt wilt.
Je uitwisselingspartner vraagt: 'Hast du den Kuchen schon probiert?' Bevestig en zeg dat de cake erg goed smaakt.
Je gastvader wil graag weten: 'Was ist dein Lieblingsessen?' Zeg dat je graag ... eet.
Je gastmoeder maakt een lunchpakket voor je klaar en wil weten: 'Welches Obst willst du mitnehmen?' Zeg dat je graag een appel en een banaan mee wilt nemen.
Bij het avondeten schept je uitwisselingspartner behoorlijk veel aardappelen op je bord. Zeg dat je niet zo veel wilt, dat het zo wel genoeg is.
Situatie 2. In de schoolkantine
's Middags krijg je een warme maaltijd op school. (In Duitsland wordt vaak
's middags warm gegeten i.p.v. 's avonds. Daarom kun je ook op veel scholen tussen de middag een warme maaltijd krijgen. Soms kun je zelfs uit verschillende gerechten kiezen.) Ook hier doen zich situaties voor waarin je in het Duits moet reageren.
De leraar zegt: 'Es gibt gleich Mittagessen.' Zeg dat je nog geen honger hebt.
Je uitwisselingspartner zegt: 'Die Hauptspeise ist Schnitzel mit Pommes und Tomatensalat.' Zeg dat je geen tomaten lust.
Een medeleerling roept: 'Guten Appetit!' Reageer.
Het zout staat te ver weg, je kunt er niet bij. Vraag aan een medeleerling verderop of die je het zout kan aanreiken.
De leraar vraagt: 'Hat es euch geschmeckt?' Reageer.
Situatie 3. Op visite
's Avonds zijn jullie uitgenodigd bij een van de Duitse leerlingen.
Weer zijn er enkele situaties waarin je in het Duits moet reageren.
Iedereen is aan het eten. Jouw glas is al leeg maar je hebt nog dorst. Spreek de gastvrouw beleefd aan en vraag of je nog een cola kunt krijgen.
Het eten is echt lekker, maar je kent het gerecht niet. Vraag of het een specialiteit uit de regio is.
De gastheer vraagt: 'Möchtest du noch einen Nachtisch?' Geef aan dat je dat graag wilt.
De gastvrouw vraagt: 'Möchtest du noch ein Stück Torte?' Bedank, maar zeg dat je genoeg hebt gegeten.
Na het eten neem je afscheid. Bedank voor de uitnodiging en zeg dat alles heel lekker was.
Die Antworten findest du am Ende dieser Aufgabe. De antwoorden vind je aan het eind van deze opdracht.