Stap 3 - Sprechen

Situationen für Sprachaufgaben:

Situation 1. In der Gastfamilie

Während eines Schüleraustauschs in Deutschland übernachtest du bei deinem Austauschpartner.

Bei den Mahlzeiten gibt es verschiedene Situationen, in denen du auf Deutsch reagieren musst.

  1. Bij het ontbijt vraagt de gastmoeder: 'Was möchtest du trinken?'
    Zeg dat je graag melk (of jus d'orange, thee, koffie...) bij het ontbijt wilt.
  2. Je uitwisselingspartner vraagt: 'Hast du den Kuchen schon probiert?'
    Bevestig en zeg dat de cake erg goed smaakt.
  3. Je gastvader wil graag weten: 'Was ist dein Lieblingsessen?'
    Zeg dat je graag ... eet.
  4. Je gastmoeder maakt een lunchpakket voor je klaar en wil weten: 'Welches Obst willst du mitnehmen?'
    Zeg dat je graag een appel en een banaan mee wilt nemen.
  5. Bij het avondeten schept je uitwisselingspartner behoorlijk veel aardappelen op je bord.
    Zeg dat je niet zo veel wilt, dat het zo wel genoeg is.

Situation 2. In der Schulkantine

Das Mittagessen bekommt ihr in der Schule. (In vielen deutschen Schulen gibt es mittags eine warme Mahlzeit. Oft kann man sogar aus mehreren Gerichten wählen.)

Auch hier gibt es einige Situationen, in denen du auf Deutsch reagieren musst.

  1. De leraar zegt: 'Es gibt gleich Mittagessen.'
    Zeg dat je nog geen honger hebt.
  2. Je uitwisselingspartner zegt: 'Die Hauptspeise ist Schnitzel mit Pommes und Tomatensalat.'
    Zeg dat je geen tomaten lust.
  3. Een medeleerling roept: 'Guten Appetit!'
    Reageer.
  4. Het zout staat te ver weg, je kunt er niet bij.
    Vraag aan een medeleerling verderop of die je het zout kan aanreiken.
  5. De leraar vraagt: 'Hat es euch geschmeckt?'
    Reageer.

Situation 3. Zu Besuch

Abends esst ihr zusammen bei einem der deutschen Schüler.

Wieder gibt es ein paar Situationen, in denen du auf Deutsch reagieren musst.

  1. Iedereen is aan het eten. Jouw glas is al leeg maar je hebt nog dorst.
    Spreek de gastvrouw beleefd aan en vraag of je nog een cola kunt krijgen.
  2. Het eten is echt lekker, maar je kent het gerecht niet.
    Vraag of het een specialiteit uit de regio is.
  3. De gastheer vraagt: 'Möchtest du noch einen Nachtisch?'
    Geef aan dat je dat graag wilt.
  4. De gastvrouw vraagt: 'Möchtest du noch ein Stück Torte?'
    Bedank, maar zeg dat je genoeg hebt gegeten.
  5. Na het eten neem je afscheid.
    Bedank voor de uitnodiging en zeg dat alles heel lekker was.

Die Antworten findest du am Ende dieser Aufgabe.