Met een klein stukje theorie ga je je geheugen weer opfrissen.
Wanneer je dat niet nodig hebt, kun je meteen aan de toets beginnen.
We beginnen met de tegenwoordige tijd, bekijk onderstaand filmpje.
Filmpje Snapje? De Staat d en dt van Het Klokhuis https://www.youtube.com/watch?v=px4XffMyWyo
Nu de verleden tijd en het voltooid deelwoord.
Zwakke werkwoorden krijgen in de verleden tijd -de(n) of -te(n) achter de stam. Stam is hele werkwoord -en.
Dus:
Werken --> werkten
Betalen --> betaalden
Als de stam van het werkwoord al op een -d of -t eindigt, krijg je een extra -d of -t:
Antwoorden --> antwoordde
Wachten --> wachtte
En dan het voltooid deelwoord.
Wat is de voltooide tijd?
Dat is een werkwoord dat uitdrukt dat iets als is gebeurd, het heeft dus al plaatsgevonden.
Om te weten hoe je de verleden tijd of voltooid deelwoord van een werkwoord schrijft maak je gebruik van:
- Neem het hele werkwoord (werken of verven)
- Haal -en van het hele werkwoord af (werk of verv)
- kijk naar de laatste letter
- Zit de laatste letter wel in het 't kofschiptaxietje? Dan schrijf je de verleden tijd of het voltooid deelwoord met een t (werkten / gewerkt)
- Zit de laatste letter niet in 't kofschiptaxietje? Dan schrijf je de verleden tijd of het voltooid deelwoord met een d (verfden / geverfd)