Doel:
Route 1: lezen: tekst hieronder en maken opdracht 12 t/m 14
Route 2: lezen §5.2 wat is een supsensie en wat is filteren en maken §5.2 opdracht 7 t/m 8
Om een mengsel uit elkaar te halen moet je gebruik maken van een scheidingsmethode. Om te bepalen welke scheidingsmethode je moet gebruiken moet je eerst weten met wat voor soort mengsel je te maken hebt.
Alles om ons heen bestaat dus uit stoffen. Er zijn zuivere stoffen, die zijn niet te scheiden en je hebt mengsels. Een mengsel bestaat uit twee of meer verschillende moleculen. Een voorbeeld is bijvoorbeeld water en zand. Je hebt dan watermoleculen en zandmoleculen. Dit is een voorbeeld van een supsensie. De vaste stof zand lost niet op in water.
Het kan dat de stof wel oplost in water. Als je bijvoorbeeld suiker in de thee doet dan lost dat wel op. De thee blijft dan helder. Dit is ook een mengsel je hebt dan water met thee en suiker en het blijft helder. Dit mengsel noem je een oplossing. De stoffen lossen op in de vloeistof.
Opdracht 12: Noem vijf verschillende oplossingen.
Opdracht 13: Waarom is kraanwater geen zuivere stof?
Opdracht 14: Leg uit of kraanwater een suspensie of een oplossing is?
Om een scheidingsmethode uit te voeren heb je altijd een verschil nodig. Als je een groep wil scheiden, kan je gebruik maken van een verschil in haarkleur, sekte, etc. Je maakt dan onderscheid en op basis daarvan word je van elkaar gescheiden. Zo werkt het ook met de scheidingsmethoden in de scheikunde.
Er zijn heel veel verschillende verschillen om te scheiden. De belangrijkste van dit hoofdstuk zijn hieronder opgesomt en deze kom je ook weer tegen in elk practica:
Op het moment dat je een scheiding gaat uitvoeren zul je de moleculen van elkaar scheiden. Bij alle scheidingsmethoden is er en stof je nodig hebt en een stof die je niet nodig hebt. Wat achterblijft bij de scheidingsmethode is het residu. Dit is vaak de stof met de grootste dichtheid, de grootste deeltjesgrootte, het hoogste kookpunt, de stof die het slechste aanhecht of de stof die het slechte oplost.