Doel:
Route 1: lezen: tekst hieronder en maken opdracht 40
Route 2: lezen §2.2 welke mengels zijn zuur? en hoe meet je de pH en maken §2.2 opdracht 14 t/m 21 (werkboek A)
Route 1 en Route 2: uitvoeren practicum ZUURGRAAD.
De TL klassen hebben in hoofdstuk twee al kennis gemaakt met de zuurgraad. De havo klassen krijgen deze uitleg nu voor het eerst. In beide gevallen moet je onderstaande opdrachten maken.
Op het moment dat de inspectie de kwaliteit van water gaat beoordelen zal zij ook altijd meten hoe zuur het water is. Hoe zuur een stof is geef je aan de met zuurgraad of ander genoemde pH. Water is een neutrale stof dat wil zeggen dat de pH van water gelijk is aan 7,0. De pH-schaal loopt van 0 t/m 14.
Het tegenovergestelde van zuur is basisch. Je hebt hele zure stoffen dat noem je ook wel zure oplossingen en het tegenovergestelde hiervan zijn basische oplossingen.Accuzuur is heel erg zuur dit kan je zien doordat de pH kleiner is dan 1,0. Schoonmaakmiddelen (zeep, soda, ammoniak) zijn juist niet zuur maar heel erg basisch, dat kan je zien omdat de pH groter is dan 7,0.
Samengevat:
De pH van een stof kan je meten met behulp van indicator. Een indicator is een stof die een andere stof aantoont, in dit geval is het pH papier. Hier kan je als volgt mee werken:
Opdracht 40: Neem de tabel over en vul hem verder in
Zure vloeistof | Basische vloeistof | |
---|---|---|
twee voorbeelden | ||
hoe smaakt de vloeistof? | ||
hoe voelt de vloeistof? | ||
pH - getal van ... tot ... |
Je hebt nu voldoende kennis voor het practicum.
Practicum ZUURGRAAD. Loop naar je docent toe en vraag om het voorschrift van het practicum.