Al eerder heb je geoefend met het optellen en aftrekken van breuken. Ook heb je geleerd dat je breuken waarvan de noemers niet gelijk zijn, eerst gelijknamig moet maken.
Nu ga je werken aan het optellen en aftrekken van breuken met helen. Daarbij kun je een kort stappenplan volgen:
1. Eerst zorg je dat de gehelen in de breuk komen te staan.
2. Daarna ga je door met het optellen en aftrekken zols je hebt geleerd door de breuken als dat nodig is eerst gelijknamig te maken.
Een voorbeeld:
2+ 1
=
+
=
+
=
= 3
.
Om te oefenen maak je uit je boek op pagina 65 de opgave 31.
Extra: hier kun je 20 opgaves vinden over het optellen en aftrekken van breuken met helen erbij
ALS JE WILT KUN JE NU BIJ JE DOCENT EEN TUSSENTOETS VRAGEN OVER HET OPTELLEN EN AFTREKKEN VAN BREUKEN.
Daarin krijg je aantal opgaves met breuken, door elkaar.
Om daar wat mee te oefenen kun je maken:
VWO: pagina 67 van je VWO-boek, opgaves 36 en 37.
HAVO-VWO: pagina 64 van je HAVO-VWO-boek, opgaves 30, 31 en 32.
Voor wat meer uitleg kijk je naar onderstaand filmpje.
https://www.youtube.com/watch?v=X2Qsl9TVDZ0