Gefeliciteerd!
Je hebt de module bijna afgerond.
In de volgende les heb je de toets.
Kijk of je het écht weet door onderstaande leerdoelen uit te werken:
- Je kunt uitleggen wat fictie en non-fictie betekenen en wat de verschillen zijn.
- Je kent de manieren voor het kiezen van een boek en kunt in ieder geval twee manieren noemen.
- Je kunt uitleggen wat een pictogram is en de juiste beschrijving bij een pictogram geven.
- Je kunt uitleggen wat de flaptekst van een boek is.
- Je kunt uitleggen wat een personage is en hoe je het belangrijkste personage in een boek noemt.
- Je kunt minimaal twee voorbeelden noemen van wat je over een hoofdpersoon leest in een boek.
- Je kunt de drie manieren van spanning opwekken in een verhaal opnoemen en je kunt de drie begrippen uitleggen.
- Je kunt drie punten noemen waarop je een boek kunt beoordelen.
- Je kunt minimaal vier beoordelingswoorden noemen of uit een tekst halen.
- Je kunt uitleggen wat een script is en welke drie dingen in een script staan.
- Je kunt het verschil tussen een scriptschrijver en een regisseur uitleggen.
Veel succes!