Modalverben

In het vorige hoofdstuk heb ik jullie de grammatica die je geacht wordt te kennen op verschillende manieren aangeboden. Ik heb het voor jullie beschreven en je de "rijtjes" gegeven. Wanneer je het prettiger vond te kijken en te luisteren kon je een youtubefilmpje openen. Ik heb je verwezen naar opdrachten in het boek en ik heb je tot slot een proeftoets laten maken. Wat blijkt:

1. Velen van jullie hebben de uitleg niet gelezen.

2. Velen van jullie hebben het filmpje niet bekeken.

3. Velen van jullie hebben met de Lernbox ernaast de opdrachten gemaakt.

4. De meesten van jullie hebben de proeftoets gemaakt met behulp van de rijtjes.

5. De meesten van jullie kunnen de grammatica niet reproduceren.

Ik begrijp dat de meesten van jullie het zo gedaan hebben. Op school leer je meestal dat je het antwoord moet geven wat de leraar van je verwacht en als je het niet voor een toets uit je hoofd moet kennen waarom zou je dan moeite doen om het uit je hoofd te leren.

In dit hoofdstuk gaan we het anders doen. Jullie gaan mij antwoord geven op de volgende vragen. Gebruik daarvoor het internet.

1. Wat zijn de Modalverben?

2. Kennen we deze werkwoorden ook in het Nederlands? (wat zijn de vertalingen?)

3. Wat valt je op bij sommige van deze werkwoorden in het Nederlands?

4. Wat valt je op bij de meeste van deze werkwoorden in het Duits? Tip: het verschil tussen enkelvoud en meervoud, overeenkomsten tussen personen of met het Nederlands.

5. Waarom zou je deze werkwoorden moeten kennen?

6. Geef aan hoe je deze werkwoorden het beste zou kunnen onthouden?

7. Welke problemen kom je tegen als je deze werkwoorden probeert te onthouden?

8. Wat is het verschil tussen "mögen" en "dürfen"?

9. Waarom geeft "dürfen" vaak problemen?

10. Welke vormen van deze werkwoorden zul je het meest gebruiken denk je?

11. Waarom denk je dat?

12. Wat vond je van deze wijze van "leren"?

In de volgende link staan een aantal afbeeldingen. Schrijf bij elke afbeelding drie zelf verzonnen zinnen waarin tenminste één "Modalverb" gebruikt wordt. In totaal moet je 12 zinnen maken waarin alle Modalverben tenminste één keer gebruikt worden. Ook zorg je voor variatie in de persoon. Dat wil zeggen dat je niet alles in de "ik-vorm" schrijft. Onder elke plaatje heb ik een voorbeeldzin geschreven. Deze mag je niet op de een of andere manier gebruiken. Deze zin is slechts bedoeld om je een beetje op weg te helpen.

 

Schrijf onder elk plaatje een zin met tenminste één Modalverb.

https://docs.google.com/document/d/1dssghOOK6d4Z4BCFh5IVDUZJL_StqdCb9Lt-1kA7Z2s/edit?usp=sharing

Viel Spaß.