Veel van de groenten die we eten ontstaan uit bloemen. Het zijn de vruchten van een plant. Als voorbeeld kijken we hoe de courgette groeit.
Bekijk het onderstaande filmpje:
Video: Hoe groeit courgette?
Bij de bevruchting ontstaat er een bevruchte eicel. Dat wordt later de kiem van het zaad, waar een plantje uit kan groeien. Rondom de bevruchte eicel ontstaat de rest van het zaad, dat vooral uit voedselcellen bestaat: de zaadlobben. Die zaadlobben moeten de bevruchte eicel van voedsel voorzien als het zaad gaat kiemen.
Zodra een zaad ontstaat, veranderen de cellen die om het zaadbeginsel heen liggen. Bij veel planten ontstaat er dan uit het vruchtbeginsel een vrucht. Het zaad ligt in de vrucht.
Bij een meloen zijn de pitten de zaden.
Om de zaden heen zit de vrucht.
Zaadplanten planten zich voort door middel van zaden.
De zaadplanten zijn te verdelen in bedektzadige planten en naaktzadige planten.
Bij bedektzadige planten liggen de zaden in een vrucht. De zaden zijn dus bedekt, zoals bij de meloen en de tomaat.
Tot de naaktzadige planten behoren dennen en sparren. De zaden bij naaktzadige planten liggen niet in een vrucht opgesloten, maar in een kegel.