Welke landen in Europa horen niet bij de EU?
Overleg je antwoord met een klasgenoot.
Leerdoelen
Aan het eind van de opdracht kun je of ken je:
een reden noemen waarom landen na de Tweede Wereldoorlog gingen samenwerken.
de betekenis afkortingen EGKS, EEG, EG en EU en weet je in welke volgorde de organisaties zijn opgericht.
minimaal vijf landen noemen die lid zijn van de EU.
omschrijven wat wordt bedoeld met ‘de EU is een vrijhandelsgebied’.
uitleggen waarom de EU bij sommige mensen weerstand oproept.
Eindproduct
Je rondt deze opdracht af met de toets ‘Europese Unie’.
De toets bestaat uit 10 vragen over de EU.
Je hebt een voldoende voor de toets als je acht of meer vragen goed beantwoord.