Stap 2

Skelet

Naast de symmetrie van een organisme kijken bij het indelen in afdelingen ook naar het soort skelet dat het organisme heeft.
Het skelet geeft een organisme stevigheid en bescherming.


Als we naar het kenmerk skelet kijken, dan zijn er 3 mogelijkheden:
1. Het organisme heeft een uitwendig skelet
2. Het organimse heeft een inwendig skelet
3. Het organisme heeft geen skelet

 

Uitwendig skelet
Een uitwendig skelet, is een skelet dat aan de buitenkant zit. Dat kan een schelp (mossel) of een huisje (slak) zijn. Maar ook een stevig pantser dat over het hele lichaam zit (insecten).

Hieronder zie je 3 voorbeelden: een mossel, een huisjesslak en een kever.

     

 

Inwendig skelet
Er zijn ook veel dieren met een inwendig skelet. Zoals de naam al zegt, zit een inwendig skelet aan de binnenkant.
Dat kan een geraamte zijn zoals wij mensen dat hebben, een inwendige schelp (zoals bij een inktvis), of een inwenidg skelet van stevige vezels (zoals bij sponzen).

Hieronder zie je 3 vormen van een inwendig skelet. Het eerste is het geraamte van botten van een hond. De tweede is de schelp die bij een inktvis in het lichaam zit. De derde is het inwendige skelet van een spons. Dit gebruiken we soms als badspons. Een natuurlijke spons die mensen gebruiken is dus het inwendige skelet van een spons die op de bodem van de zee leeft.

 

Geen skelet
Tenslotte zijn er ook dieren zonder skelet. De meeste van deze dieren leven in het water. In het water zweven dieren meer, daarom hebben ze niet altijd een skelet nodig om hun gewicht te dragen.

Hieronder 3 voorbeelden van dieren zonder skelet: een kwal, een (regen)worm en een pantoffeldiertje.

 

Opdracht 22: Maak de oefening over het skelet in je werkboekje

 

Opdracht 23: Maak je epack thema 4 Ordening;