1. Bedenk eerst wat het juiste antwoord moet zijn zonder naar de antwoordmogelijkheden te kijken. Weet je het antwoord echt niet, sla dan de vraag over (zet een * voor de vraag, zodat je later snel ziet dat je deze vraag nog moet beantwoorden). Nadat je alle vragen van de tekst beantwoord hebt, controleer je of er bij iedere vraag een antwoord ingevuld staat.
2. Meestal is er 1 antwoord dat je meteen kan wegstrepen. Wanneer je goed gaat lezen, merk je vaak dat een ander antwoord ook onjuist is. Je hebt dan nog 2 antwoorden over: nu moet je bepalen welke van de 2 het ‘beste’ is. Lees de vraag en de antwoorden nog een keer goed en ga ervan uit dat je eerste indruk meestal klopt. (Ga dus je antwoorden niet 'verbeteren'.)
3. Let goed op woorden als 'niet', 'nooit', 'altijd'.
4. Vul altijd een antwoord in! Je hebt dan 25% kans op een goed antwoord.
In de vragen bij de teksten komen de begrippen "citeren", "zin" en "zinsgedeelte" voor.
Citeren is:
het overnemen van een tekstgedeelte (een woord, enkele woorden, een zinsgedeelte, een zin of een aantal zinnen uit een tekst) in het antwoord van de kandidaat. Het overgenomen tekstgedeelte heet: het citaat.
Het citeren mag worden uitgevoerd door het hele tekstgedeelte over te nemen in het antwoord of door het eerste en het laatste woord van het tekstgedeelte in het antwoord over te nemen, gescheiden door drie puntjes tussen haakjes. Een regelverwijzing is niet verplicht.
Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt (of een soortgelijk teken, zoals een vraagteken, een uitroepteken).
Een zinsgedeelte is een woord of een reeks van woorden die deel uitmaken van een zin. Het is dus geen hele zin!
Voorbeeld:
De volgende tekst bestaat uit vijf verschillende soorten zinnen.
Voorbeeldtekst
(1) De ruim duizend bibliotheken beraden zich op hun toekomst. (2) Waarom? (3) "De uitleen heeft een harde tik gekregen", zegt mevrouw Stalpers van de Vereniging van Openbare bibliotheken. Een harde uitspraak. Maar het is wel een uitspraak met een kern van waarheid.
Citeer de eerste zin: De eerste zin kan op de volgende manieren geciteerd worden.
Manier 1: "De ruim duizend bibliotheken beraden zich op hun toekomst." (zin 1)
Manier 2: "De (...) toekomst." (zin 1)
Citeer een zinsgedeelte: "De uitleen heeft een harde tik gekregen" (zin 3)