
Tell me about your meeting in the park.
Have a conversation with a classmate. Use the table below.
Voer een gesprek met een klasgenoot. Gebruik onderstaande tabel.
Preparation
Voorbereiding
Having the conversation
Het gesprek voeren
| Persoon A | Persoon B | ||
| 1 | Groet. | 1 | Groet terug. |
| 2 | Vraag of je B niet ergens van kent. | 2 | Leg uit waar je elkaar van kent. |
| 3 | Bied je excuses aan omdat je B niet meteen herkende. | 3 | Zeg dat het niet erg is. Vraag of A zin heeft om iets leuks te gaan doen. |
| 4 | Stem in. Stel iets voor om te gaan doen. | 4 | Sla het voorstel af, geef een goede reden. Stel iets anders voor. |
| 5 | Stem in met het voorstel. | 5 | Stel een zelf bedachte vraag. |
| 6 | Geef antwoord. Stel een zelf bedachte vraag. | 6 | Geef antwoord. |
| 7 | Beƫindig het gesprek. | 7 | Reageer en sluit af. |