Draaibrug: een brug die opendraait en niet open klapt zoals bij de ophaalbrug.

Hefbrug: het hele wegdek gaat omhoog, scheepsverkeer kan er onderdoor varen.


Boogbrug: De brug is gebouwd in de vorm van een boog, boven of onderaan vangt de brug het gewicht op. Er zijn ook boogbruggen met een trekband, dit is omdat in het veengebied de grond te zacht is.

Tuibrug: Een brug die vanuit pylonen kabels heeft lopen die aan het wegdek vast zitten, ze kunnen veel gewicht dragen door de grootte van de pylonen.

Hangbrug: draagkabels hangen tussen twee pylonen en beide oevers, het wegdek hangt met hangkabels aan deze draagkabels.
Vakwerkbrug: Een brug waarvan de zijkanten zijn verstevigd met driehoekscontructies. Dit kan op verschillende manieren gebouwd.




Balkbrug: Dit is een brug van hout, deze brug heeft een houten dek.

Ophaalbrug: Een brug om over te lopen of rijden. Het wegdek kan omhoog gehaald worden. Dit werd vroeger vooral gebruikt rondom kastelen om de vijand buiten te houden.


Rolbrug: Een rol brug is een soort brug waarvan een deel van het wegdek vielen heeft. Zo kan de brug naar achter schuiven en het scheepsverkeer langs de plek waar normaal de brug staat varen.


Staartbrug: Een staartbrug is een beweegbare brug, ook wel een bascule brug genoemd. De brug heef een staart zoals de naam zegt. Het wegdek wordt in zijn geheel omhoog gehaald, zo ontstaat er een opening voor scheepsverkeer.

Kantelbrug: Is een beweegbare brug die kantelt tussen kanten van het water. Als je brug naar de ene kant kantelt kan het schip er onder door en als de brug, de andere kant op kantelt kunnen mensen over de brug lopen.

