Lesson 6

Present perfect

Gebruik: Om te zeggen dat iets in het verleden gebeurd is en tot in het heden voortduurt of net voor het moment van spreken afgelopen is. Het resultaat daarvan is nog merkbaar. Het tijdstip is onbekend of onbelangrijk.

Signaalwoorden: for, yet, never, ever, just, already, since, so, still (fyne jasss)

Hoe?     –> bij regelmatige werkwoorden: have/has werkwoord + -ed

              –> bij onregelmatige werkwoorden have/has + de vorm die hoort bij het voltooid deelwoord van het werkwoord (zie 

                   onregelmatige werkwoorden, 3e rij)

Voorbeeld: regelmatige werkwoord to work

I have worked we have worked
You have worked you have worked
He/she/it has worked they have worked

 

Voorbeeld: onregelmatige werkwoord to eat

I have eaten we have eaten
You have eaten you have eaten
He/she/it has eaten they have eaten

 

 

 

 

Theory: Book A chapter 4.4 p.133

Exercises:

 

Past simple vs Present perfect

Bron

 

 

Past Perfect

Gebruik: om te zeggen dat iets in het verleden gebeurde (past perfect) voordat er een andere handeling in het verleden plaatsvond (past simple).

Hoe?     –> bij regelmatige werkwoorden had + werkwoord + -ed

              –> bij onregelmatige werkwoorden had + de vorm die hoort bij het voltooid deelwoord van het werkwoord (zie           

                   onregelmatige werkwoorden, 3e rij)

 

Voorbeeld: regelmatige werkwoord

James apologized for the trouble he had caused

 

Voorbeeld: onregelmatige werkwoord to do

               After Tom had done the dishes, he watched television                                 

 

 

 

Theory: Book A chapter 5.3 p.173

Exercises:

 

Future tense

1.Future present continuous

Gebruik: dingen die afgesproken zijn en heel binnenkort gaan gebeuren

Hoe? Am/are/is + werkwoord +ing

Voorbeeld: We are eating out tonight

 

2.Future + to be going to

Gebruik: - dingen die met zekerheid gaan gebeuren

                - Dingen die in het verleden al besloten/gepland zijn

Hoe? Am/are/is going to + werkwoord

Voorbeeld: she is going to give a presentation today

 

3.Future +will/shall

Gebruik: - dingen waarvan nog niet zeker is dat je gaan gebeuren

                - er is geen sprake van een regeling of afspraak

Hoe? Will of shall + hele werkwoord

Voorbeeld: I will tell them / Shall we help you?

 

 

Zie de volgende website voor filmpjes over de future: http://engelsacademie.nl/

Theory: Book A chapter 7.2 p.272

Exercises:

Bron