Present simple – gewone tegenwoordige tijd
Gebruik: om aan te tonen dat iets een gewoonte of een feit is of dat iets regelmatig gebeurt.
Signaalwoorden waaraan je kan herkennen dat je deze vorm moet gebruiken: normally, usually, always, every day, often, never, etc. De present simple gebruik je dus ook voor tijdschema’s (vertrektijden,openingtijden.roosters).
Hoe? Je gebruikt het werkwoord (hele werkwoord zonder to). Aan de 3e persoon enkelvoud (he/she/it) wordt een -s toegevoegd.
Voorbeeld: werkwoord: to walk
I walk | we walk |
You walk | you walk |
He/ she/it walks | they walk |
Exercises:
book A paragraph 1.4 exercise 3 (p.26)
In class: speaking exercises
Present continuous
Gebruik: om handelingen en gebeurtenissen te beschrijven die nu aan de gang zijn. In een Nederlandse zin komt hierbij vaak ‘aan het’ voor.
Signaalwoorden om deze vorm te herkennen: at this moment, this year, now, today, etc.
Hoe? am/is/are + werkwoord + -ing
Voorbeeld: werkwoord to work
I am working | we are working |
you are working | you are working |
he/she/it is working | they are working |
Exercises:
Snakes-and-Ladders present simple vs continuous