You are going to take a grammar test.
Weet je het verschil tussen making a test en taking a test?
The teacher makes a test. (Oftewel: de docent maakt de vragen.)
The pupil takes a test. (Oftewel: de leerling beantwoordt de vragen.)
![]() |
Zelfstandig naamwoord |
![]() |
Lidwoorden: A of an? |
![]() |
Meervoud |
![]() |
Woordvolgorde |
![]() |
Zelfstandig naamwoord |
![]() |
Meervoud |
![]() |
Lidwoorden: A of an? |
![]() |
Present continuous |
![]() |
Woordvolgorde |
Take the grammar test.