Voorbeeld 2

Dit is een voorbeeld van kenmerkend aspect 30: De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap, en 36: De opkomst van de politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme.

Belgische Opstand (1830)

Het ontstaan van het verenigde koninkrijk
Bij het Wener Congres was het samengaan van Noord- en Zuid-Nederland (België) bekrachtigd. Doel hiervan was het vormen van een sterke bufferstaat tegen mogelijke nieuwe agressie van Frankrijk. Vooral Groot-Brittannië had aangedrongen op dit samengaan. Aan de Belgen was niets gevraagd.
De nieuwe Nederlandse staat was een koninkrijk onder de regering van Willem I, een afstammeling van het stadhouderlijke huis van Oranje. Hoewel hij veel deed om de economie in Noord en Zuid te ondersteunen, groeide de weerstand tegen zijn regering in het Zuiden snel. Dat kwam door de ongelijke behandeling, de autoritaire regeerstijl van Willem en door achterliggende grote verschillen tussen Noord en Zuid.

Redenen voor verzet

Grondwet: niet modern en afgedwongen
In de nieuwe grondwet voor het samengevoegde koninkrijk werd geen rekening gehouden met de gevoelens van de katholieken en de liberale burgers. Er kwam geen ministeriële verantwoordelijkheid, geen scheiding der machten, geen persvrijheid en geen vrijheid van onderwijs. De nieuwe grondwet werd aangenomen op een manier die direct al kwaad bloed zette: Willem zorgde door middel van creatief tellen voor een meerderheid, door bijvoorbeeld het aantal afwezige zuidelijke parlementsleden af te trekken van het aantal tegenstemmen. Zo zette hij een nieuwe grondwet door waartegen veel Belgen bezwaren hadden.

Parlement: oneerlijke zetelverdeling
De Tweede Kamer bestond uit 110 leden, 55 voor het Noorden en 55 voor het Zuiden. Maar het Noorden telde 2 miljoen inwoners tegen het Zuiden 3,5 miljoen.

Godsdienst en kerkpolitiek: protestantse dominantie
In Noord-Nederland was de protestantse kerk dominant, het Zuiden was in overgrote meerderheid katholiek. Veel kerkleiders in het Zuiden verzetten zich tegen de eenwording uit angst voor protestantse overheersing. Koning Willem I weigerde de stichting van nieuwe kloosters toe te staan en wilde invloed behouden op de benoeming van bisschoppen.

Taalbeleid: Nederlands officiële taal
De welgestelde, liberale burgerij in het Zuiden was franstalig en wantrouwde de overheersing door de Hollanders, zeker toen het Nederlands bij Koninklijk Besluit (dus zonder discussie in het parlement) als officiële taal werd ingevoerd in heel het koninkrijk. In leger, ambtenarij en onderwijs werd Nederlands verplicht.

Financiën: hoge staatsschuld
Het Zuiden moest gaan meebetalen aan de enorme staatsschuld van het Noorden: een last van meer dan 1700 miljoen gulden waarvoor jaarlijks een enorme rente moest worden opgebracht.

Onderwijs: antiklerikaal
Op de middelbare scholen was het onderwijs sterk anti-klerikaal (gericht tegen katholieke invloeden). Lange tijd kon de katholieke kerk geen eigen priesteropleidingen organiseren.

Leger: Hollandse dominantie
In het leger voor het Zuiden was slechts 1 op de 6 officieren uit het Zuiden afkomstig.

Persvrijheid: anti-liberale censuur
De liberale burgerij wilde zich sterk maken tegenover de autoritaire staat, maar kon zich niet politiek organiseren doordat er geen persvrijheid was.


Het ontstaan van verzet
In hun verzet tegen dit alles gingen de liberale burgers en de kerk in het zuiden steeds meer samenwerken: een soort monsterverbond dat uitgroeide tot een grote beweging die petities indiende voor meer vrijheid voor de pers en het eigen onderwijs. De koning deed wel enkele concessies maar hield vast aan de eenheid van het koninkrijk en wilde niets weten van een vermindering zijn macht door een sterker parlement waarin het Zuiden een getalsmatig overwicht zou krijgen. Ook de Noordelijke liberalen hadden daar bezwaar tegen. Zo groeide de politieke tegenstelling Noord-Zuid.

De Franse Julirevolutie

De Franse julirevolutie van 1830

In Europa kwamen steeds meer voorbeelden van nationalistische bevrijdingsbewegingen. Ook steeds meer Zuid-Nederlanders gingen streven naar een eigen natiestaat voor het eigen volk. Zij gingen zich Belgen voelen. Vooral de Franse Julirevolutie van 1830, waarbij Frankrijk een constitutionele monarchie werd, zagen de Belgen als voorbeeld. Toen de werkloosheid ging oplopen en de voedselprijzen stegen door een mislukte oogst, ontstond er een revolutie-stemming.

De vlam in de pan
Op 25 augustus 1830 werd in Brussel de opera De stomme van Portici opgevoerd. Het onderwerp van deze opera is de opstand van Napels tegen het Spaanse bewind. In de opera wordt bijvoorbeeld de volgende tekst gezongen:

"Amour sacré de la patrie,
Rends-nous l’audace et la fierté;
A mon pays je dois la vie.
Il me devra sa liberté."


Vertaling:
Heilige liefde voor het vaderland,
Geef ons de moed en trots;
Aan mijn land dank ik mijn leven.
Het zal aan mij zijn vrijheid te danken hebben.

Deze nationalistische inhoud bracht grote opwinding bij het publiek. Na afloop van de opvoering bleven de toeschouwers roepen: Vive la liberté! Dit liep uit op rellen, waarbij het huis van minister Van Maanen in brand werd gestoken: die voerde de taalpolitiek van Koning Willem I uit en was daarom gehaat.
Veel Belgen vreesden dat Frankrijk zou ingrijpen bij een opstand. Daarom werd een pas ontworpen Belgische vlag (rood-geel-zwart) aan het stadhuis opgehangen als tegenwicht tegen de Franse vlaggen die hier en daar verschenen.
De Brusselse burgerij organiseerde een burgerwacht die de orde herstelde, maar ook het verzet ging organiseren. Het Brusselse stadsbestuur stuurde een delegatie naar Willem I om het ontslag van Van Maanen te vragen.

Opstand en onafhankelijkheid
Willem I reageerde aarzelend. Op sommige punten had hij al toegegeven door meer vrijheid toe te staan op het gebied van taal en onderwijs. Maar hij weigerde persvrijheid en verdere politieke hervormingen. En hij stuurde zijn zoon, kroonprins Willem, met een leger naar het Zuiden. In het Noorden kreeg de koning steeds meer steun tegen de ‘muiters’ en in het Zuiden werden de rellen steeds gewelddadiger. Opstandelingenlegertjes, sommige gesteund door Frankrijk, vielen het Nederlandse leger aan in het Brusselse Warandepark. Vier dagen strijd leverde honderden doden en gewonden op. Tijdens de gevechten kwam een revolutionaire regering tot stand die op 4 oktober de onafhankelijkheid uitriep. Overal werden de Nederlandse troepen verdreven. De revolutionaire regering organiseerde verkiezingen voor een Nationaal Congres dat besloot dat België een constitutionele monarchie moest worden.

Prins Leopold van Saksen-Coburg

Conferentie van Londen
Nu gingen de Europese grootmachten zich met de opstand bemoeien, uit angst voor een Europese oorlog. Willem I kreeg geen steun. Op de Conferentie van Londen werd besloten dat België een onafhankelijk, neutraal koninkrijk mocht worden met als koning de Duitse prins Leopold van Saksen-Coburg, die de steun had van de Britten. Op 21 juli 1831 legde hij de eed af in Brussel en werd daarmee de eerste koning der Belgen. De grootmachten garandeerden de Belgische neutraliteit.

Tiendaagse Veldtocht
Willem I weigerde de afscheiding van België te erkennen en stuurde het Nederlandse leger er op af. Maar door de komst van een Frans leger moest dit leger zich terugtrekken. De Nederlandse vesting in Antwerpen werd belegerd en in 1832 veroverd door de Fransen. Pas in 1839 erkende Nederland de Belgische onafhankelijkheid. Dit langdurige (en kostbare) verzet van Willem I zorgde ervoor dat in België én in Nederland het nationale eenheidsgevoel sterk toenam.