Welke ideeën ontstonden tijdens de Verlichting over de ideale samenleving, 1650 - 1789?
Wetenschappelijke revolutie: kennis door waarneming (empirisme) en verstandelijk redeneren (rationalisme).
Einde van het gezag van Bijbel en Klassieken.
Toepassen van empirisme en rationalisme op macht, maatschappij en geloof door de Verlichters.
Optimisme: vooruitgang mogelijk door Verlichting.
Macht: Geen Droit Divin, maar volkssoevereiniteit.
Sociaal contract (voorbeeld Locke en Rousseau)
Geloof: Niet God bepaalt alles, maar natuurwetten. Scheiding van Kerk en Staat. Vrijheid van geloof en tolerantie.
Spinoza: God valt samen met de natuur.
Deïsme: God maakte de natuurwetten, dus grijpt niet in in de loop van de gebeurtenissen.
Maatschappij: geen standenstaat, maar gelijke rechten, vrijheid van denken en vrije meningsuiting (voorbeeld Voltaire).
Gematigde en radicale Verlichters: alleen de rijke burgerij invloed of echte democratie? De grenzen van de Rede: niet alleen vrijheid, maar ook verantwoordelijkheid (voorbeeld Kant).
Verbreiding van de Verlichting: koffiehuis, salon, boek, tijdschrift, opera, Encyclopédie.
Uitbreiding van het absolutisme in dezelfde periode: staande legers, ambtenaren, censuur.
Verlicht absolutisme: vorsten nemen verlichte ideeën over om het algemeen belang van het land te dienen (voorbeeld Voltaire). Maar vervolging van radicale ideeën.