Uitwerking - Verlichting in Noord Amerika

De Verlichting in Noord-Amerika

Europeanen trokken vanaf de zeventiende eeuw naar Noord-Amerika op zoek naar vrijheid en een zelfstandig bestaan. Zij vormden 13 kolonies onder Brits bestuur. Grote invloed hadden de Puriteinse kolonisten: streng godsdienstige protestanten die om hun geloof Engeland waren ontvlucht. Maar gaandeweg kregen ook de ideeën van de Verlichting steeds meer toegang tot de kolonies, dankzij boeken en brieven van over de oceaan. Natuurlijk was er veel belangstelling voor de nieuwe ideeën over volkssoevereiniteit. Hadden de kolonisten ook niet het principiële recht om hun eigen bestuurders te kiezen? Was het wel rechtvaardig dat zij geen stemrecht hadden in het Britse Parlement, dat ook over hun zaken besliste?

Aan de andere kant zorgde datzelfde Parlement er wel voor dat hun belangen werden verdedigd, bijvoorbeeld in de oorlog met Frankrijk over het bezit van Canada. Deze oorlog overzee kostte Groot-Brittannië enorme sommen aan geld. De Britse regering vomd het niet meer dan rechtvaardig dat de kolonies hieraan ook een steentje bijdroegen door middel van belastingen. Maar de kolonisten kwamen tegen deze nieuwe belastingen in opstand. "No taxation without representation", was hun leus: geen belasting zonder vertegenwoordiging (in het parlement). Ideeën over zelfbestuur en onafhankelijkheid kregen steeds meer aanhang en werden gestimuleerd door de ideeën van de verlichtingsfilosofen.

Committes of correspondence

Zo ontstond er steeds meer verzet tegen de als onrechtvaardig beschouwde belastingmaatregelen van de Britse overheerser. Ook deden er complottheorieën de ronde over de blijvende aanwezigheid van Britse troepen in de koloniën. Was dat om hen te beschermen of juist om hen te overheersen en hun vrijheden steeds verder in te perken?

Intussen ontstonden er gewelddadige rellen rondom de handhaving van de Stamp Act: een Britse belasting op papier dat voor officiële documenten van zegels (stamps) werd voorzien, dat het Britse Parlement besloot die maatregel in te trekken. Maar het Parlement nam tegelijk wel een verklaring aan dat de regering zich het recht voorbehield om wetten te maken die geldig waren in de kolonies. Het hielp allemaal niet om de rust terug te krijgen. In de kolonies begon de discussie over onafhankelijkheid nu pas goed. Er werden zelfs speciale comités opgericht om als kolonies samen te werken in de strijd tegen onderdrukkende en onrechtvaardige maatregelen van het Britse bestuur. Deze zogenaamde committees of correspondence gingen een steeds belangrijker rol spelen in de communicatie tussen de verschillende kolonies. Zo werd besloten tot een boycot op Britse producten. De committees namen ook de leiding bij de organisatie van verzetsacties tegen de uitvoering van de gehate wetten van de Britse overheid.

Een onafhankelijkheidsoorlog werd steeds onvermijdelijker. In 1775 liepen de gewelddadige incidenten, waaronder de befaamde Boston Tea Party, uit op een vrijheidsoorlog. In 1776 verklaarden de 13 kolonies zich onafhankelijk van Groot-Brittannië.

George Washington en Thomas Paine

George Washington en Thomas Paine

De revolutionaire legers waren aanvankelijk niet meer dan een verzameling regionale milities. De leiding van de opstand was in handen gegeven van een ervaren aanvoerder: generaal George Washington, die veel vertrouwen genoot door zijn optreden als vertegenwoordiger van Virginia. Daarvoor had hij militaire roem verworven als aanvierder tijdens de Zevenjarige Oorlog tegen de Fransen. Washington was een volgeling van de Engels-Amerikaanse politieke denker Thomas Paine. In zijn pamflet Common Sense verdedigde hij de gelijkheid van alle burgers; voor een speciale positie voor adellijke landeigenaren zou geen sprake mogen zijn. Ook verdedigde hij het recht van een bevolking om een vorst af te zetten die hen onderdrukte. Elke macht diende volgens hem gebaseerd te zijn op instemming van de bevolking. Dit waren allemaal denkbeelden die eerder al door de verlichters waren opgesteld, maar Paine richtte zich met een eenvoudige en opzwepende stijl meer op niet-intellectuele lezers. Common Sense werd de grootste bestseller aller tijden in de opstandige kolonies, er was geen opstandeling die het niet had gelezen. George Washington ging heel ver mee in deze ideeën en ondersteunde Paine, al keerde deze zich later tegen hem omdat Washington tot zijn grote teleurstelling vasthield aan het recht om slaven te houden.

Paine vertrok na de Onafhankelijkheidsoorlog naar Frankrijk en speelde daar eveneens een rol in de Franse Revolutie.

The home of the free, of toch niet helemaal?

De verlichtingsidealen zijn niet alleen terug te vinden in de Onafhankelijkheidsverklaring waarmee de opstandelingen hun revolutie rechtvaardigden, maar ook in de nieuwe Grondwet van de Verenigde Staten. Die kwam na veel onderhandelingen tussen de staten tot stand in 1787. Veel onenigheid was er over de rechten van de burgers in de gloednieuwe republiek. Tenslotte werden die opgenomen in tien amendementen op de Grondwet, samen de zogenaamde Bill of Rights. Deze amendementen (verbeteringen) weerspiegelen de angst van vrije burgers om door de staat te worden onderdrukt:

  1. Vrijheid van godsdienst, van meningsuiting, persvrijheid, vrijheid van vergadering, van petitie.
  2. Het recht om wapens te dragen om een goed geregelde militie (plaatselijk burgerleger) te handhaven.
  3. Geen inkwartiering van soldaten.
  4. Vrijheid van onredelijke doorzoekingen en inbeslagnames.
  5. Recht op een eerlijk proces, vrijheid van zelfbeschuldiging, recht om niet tweemaal voor hetzelfde vergrijp berecht te worden.
  6. Rechten van beschuldigden op een snel en openbaar proces.
  7. Recht op een juryproces in civiele zaken.
  8. Vrijheid van onredelijk hoge borgtocht en boetes, vrijheid van wrede of ongebruikelijke straffen.
  9. Overige burgerrechten.
  10. Elke staat heeft eigen rechten.

In de Grondwet en de Bill of Rights zijn de idealen van de Verlichting goed te herkennen. Toch hadden die vrijheid en gelijkheid wel hun grenzen. Ook in de Verenigde Staten was niet iedereen vrij en gelijk. De zuidelijke staten hielden vast aan het recht om slaven te houden, waarvan hun plantage-economie afhankelijk was. Er zou een burgeroorlog voor nodig zijn om de slavernij te beëindigen en de weg naar gelijke behandeling zou nog veel langer blijken te zijn. De eenheid van de dertien staten had dus een hoge prijs.

Hetzelfde gold voor de gelijkheid van man en vrouw. Pas in 1920 kregen vrouwen stemrecht in de Verenigde Staten, waarbij het gekleurde vrouwen nog jaren daarna onmogelijk werd gemaakt dit recht ook uit te oefenen.

De oorspronkelijke bewoners van de Verenigde Staten, de indianenvolken, kregen tot in de twintigste eeuw helemaal geen burgerrechten. De verdragen die de regering met hen sloot om grond in bezit te krijgen, werden keer op keer geschonden en zij werden uit hun stamgebieden verdreven. Zowel de kolonisten als het leger gebruikten grof geweld om de Indianen te verdrijven en hun opstanden te onderdrukken.