Vraag 3
In welke mate bepaalden verlichtingsideeën de politieke cultuur in Europa (1813-1900)?
Reactie op Franse Revolutie en veroveringen Napoleon: Congres van Wenen 1815: Restauratie (herstel vorstenhuizen)
Maar erfenis van Napoleon blijft in stand: moderne wetgeving zoals Code Napoléon, eenheidsstaat
Nederland uitgebreid met België om buffer tegen Frankrijk te vormen
Industriële Revolutie brengt verstedelijking en nieuwe klassen: succesvolle burgers en arme arbeiders
Nieuwe elite van burgers wil invloed op politiek: verzet tegen het conservatieve regime
Hun ideeën zijn verlichtingsidealen: vrijheid, kiesrecht, bescherming tegen de macht van de staat
Door industriële revolutie ontstaat een sociale kwestie: problemen van armoede, verdeling welvaart en zorg
1848 jaar van liberale opstanden in veel Europese hoofdsteden
Parlementen krijgen meer invloed en burgers meer rechten en vrijheden
Thorbecke geeft Nederland eerste democratische grondwet, macht van de koning beperkt.
Door censuskiesrecht krijgen vooral de rijkste burgers (mannen) invloed op de politiek
Liberalen streven ook naar verlichtingsideaal van economische vrijheid in handel en industrie (Adam Smith)
De arbeiders zijn slachtoffer van liberale vrijheid: lage lonen, slechte woon- en werkomstandigheden, weinig sociale zorg door de overheid.
Nationalisme versterkt: ideeën van Rousseau over de eenheid van volk en staat.
Romantiek: aandacht voor eigen cultuur, taal en verleden van een volk
De nationale regering krijgt meer greep op de bevolking door onderwijs en dienstplicht.
Eenheidsstaat wordt het ideaal van versnipperde volken (Duitsers, Italianen)
Socialisten nemen het op voor de arbeiders zonder rechten of invloed
Karl Marx: Das Kapital, ziet klassenstrijd en revolutie als onvermijdelijk middel om het verlichtingsideaal van gelijkheid te bereiken.
Anarchisten zijn tegen elke vorm van regering van bovenaf. Zelforganisatie van arbeiders, aanslagen om revolutie uit te lokken.
Sociaaldemocraten willen wel revolutie maar via een meerderheid door verkiezingen: strijd voor algemeen mannenkiesrecht.
Socialisten zijn geen nationalisten maar internationalisten: organisatie De Internationale.
Feministen willen gelijke rol voor vrouw in de maatschappij en vrouwenkiesrecht.
Voorbeelden van verlichte feministische voorlopers: Olympe de Gouges, Mary Wollstonecraft
Verlichtingsideaal van beschermd gezin met vrouw thuis werkt tegen het feminisme
Burgerlijk gezinsideaal wordt gezien als model voor sociale verbetering
In Nederland is Aletta Jacobs voorloper: studie, vrouwenkiesrecht, sociale hulp
Confessionelen krijgen door uitbreiding kiesrecht en meer politieke rechten ook kans zich te organiseren
Katholieken krijgen weer recht zich te organiseren (bisdommen)
Invloed paus op sociale kwestie: pauselijke brief Rerum Novarum
Confessionelen zien sociale zorg als overheidsplicht: dus tegen liberale individualisme
Confessionelen zijn tegen klassenstrijd en revolutie: dus tegen socialisme en stakingen
Door nieuwe grondwet 1848 ruimte voor politieke organisatie en persvrijheid
Confessionelen creëren eigen zuilen: scholen, krant, partij, verenigingen
Voorbeelden: ARP - Kuyper, katholieken - Schaepman
Confessionelen krijgen veel invloed op Nederlandse politiek door uitbreiding kiesrecht, terwijl socialisten buiten de regering blijven (revolutie-ideaal)