Een voorbeeld vraag op je toets is bijvoorbeeld:
I _____ (to bite) on my tongue yesterday. Vul het juiste werkwoord in.
Je moet nu een vorm van 'to bite' invullen. We kijken naar welke vorm we nodig hebben. We zoeken dus naar keywords.
In de zin staat 'yesterday', dat betekend gisteren. Het is dus gisteren gebeurd en afgelopen. We gebruiken dus de Past Simple.
'To bite' is een onregelmatig werkwoord dat in het lijstje staat. We kijken in het lijstje naar de tweede rij.
To bite - bit - bitten
Het antwoord is dus 'bit'. Dit vul je in.
I bit on my tongue yesterday.
__________________________
Stappenplan
Stap 1: Lees de zin goed. Is het in het verleden gebeurd en afgelopen? Ja. -> Stap 3.
Stap 2: Weet je het niet? Zoeken naar keywords.
Is het een keyword dat hoort bij de Past Simple? ja. -> stap 3.
Stap 3: Regelmatig of onregelmatig?
Stap 4:
regelmatig krijgt +ed.
onregelmatig leer je uit je hoofd. Het tweede rijtje van de lijst.