De present simple is de basis van het vormen van Engelse zinnen.
Deze vorm gebruiken we bij zinnen over gewoonten, regelmaten en feiten.
Een voorbeeld van gewoonten is bijvoorbeeld nagels bijten.
I bite my finger nails = ik bijt mijn vinger nagels.
Bite is een werkwoord. Aan het werkwoord zien in welke tijd de zin staat.
Bite is de stam. We gebruiken alleen de stam in de present simple.
Andere voorbeelden zijn
We go to school every monday. = Wij gaan iedere maandag naar school. (regelmaat)
You are twelve years old. = Jij bent 12 jaar oud. (feit)
Deze vorm kan je onthouden aan het woord 'simple', dat betekend simpel. Het is simpel want je hebt maar 1 werkwoord en dat is alleen de stam.
Er is hiernaast nog één ding dat je moet weten over de Present Simple.
bij hij, zij en het (he, she and it) krijgt de stam +s. = Dit is de Shit-rule.
dus
I bite = He bites.
I bite = Mike bites.
(He en Mike zijn hetzelfde)
Let op: Mike is een hij, dus dan krijgt het werkwoord ook +s.
I fall = It falls.
I fall = The pen falls.
Net als bij Mike en 'he'. The pen is 'it'. Hier krijgt de stam ook +s.
Begrijp je het nog niet? Bekijk dan dit filmpje over de SHIT-rule.