Om met de Past Simple (verleden tijd) te beginnen moet je eerst de Present Simple (tegenwoordige tijd) begrijpen. Heb je de uitleg nog niet gelezen hierover? Neem die eerst door en lees vervolgens verder.
De Past Simple is in de verleden tijd gebeurd. Dat wil zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en nu voorbij is.
I was born in 2001. = Je bent dus geboren in 2001 en die gebeurtenis is nu al afgelopen. het is in 2001 gebeurt. Je keyword is hier 2001.
Je moet dan altijd goed op de keywords letten in de zin. Aan de keyword in de zin kan je zien of het in het verleden is gebeurd en is afgelopen. Voorbeelden van keywords voor de Past Simple zijn: yesterday, in 2001, last week, this morning.
Het werkwoord krijgt een andere vorm in de verleden tijd.
Heel veel werkwoorden krijgen een -ed erachter. Dit zijn de 'regelmatige' werkwoorden.
Walk wordt walked
Talk wordt talked
Let wel op dat bij sommige werkwoorden het laatste medeklinker dubbel is:
Step -> stepped. -> de P is dubbel in de verledentijds vorm van het werkwoord.
Werkwoorden die op een -y eindigen zullen in de verledentijds vorm niet op -yed maar -ied eindigen.
try -> tried.
De regelmatige werkwoorden krijgen -ed erachter, en de rest? Voor de overige werkwoorden is er een lijst gemaakt die je moet instampen en uit je hoofd moet kennen. Dit zijn de 'onregelmatige' werkwoorden.
Hier is een gedeelte van dat lijstje. De tweede rijd gebruiken we voor de Past Simple. De lijst is te vinden onder het kopje 'extra materiaal'.
En de uitzondering:
Bij het werkwoord 'to be' heb je twee vormen die je kan gebruiken met de Past Simple.
Dat zijn: was & were.
Was gebruiken we als er maar 1 hoofdpersoon/hoofdvoorwerp is. (enkelvoud)
Were gebruiken we als er meer dan 1 hoofdpersonen/hoofdvoorwerpen zijn. (meervoud)
I was there yesterday. (I is enkelvoud)
She was sick last week. (She is enkelvoud)
We were born in the year 2000. (We is meervoud)
They were in Dubai last year. (They is meervoud)
Maar let op, het is: You were sick last week.
bij You geen was, maar were.